Onderscheidingen van macht – en het eerste boek Samuël

§1 Inleiding

Mijn belangrijkste ervaring met macht in transitie (of ook de transitie van macht) betreft de veranderde betekenis van de Rooms-Katholieke Kerk in Nederland. Het jaar dat ik geboren ben is ook het jaar van het zogenaamde Bisschoppelijk Mandement, een boodschap voor alle beminde gelovigen toch vooral trouw te blijven aan katholieke instellingen (vakbond, omroepvereniging, politieke partij en dergelijke). In feite markeerde dit schrijven van de bisschoppen het startpunt voor de grote leegloop die de RKK tot een grote sekte terugbracht. Mijn jeugd bracht ik echter nog door in een betrekkelijk afgesloten deel van de samenleving waarin de geestelijke macht van de kerk hoger in aanzien stond dan de wereldlijke macht van de Nederlandse overheid. In mijn beleving was ik lid van een parochie, nog enigszins genietend van het ‘Rijke Roomsche Leven’, niet een burger van de Nederlandse staat. Dat is inmiddels wel veranderd. Deze teloorgang van de geestelijke macht in mijn leven, en daarbij ook de ervaring van de kwetsbaarheid van maatschappelijke instellingen, heeft in belangrijke mate mijn filosofische werk bepaald.

Ik heb filosofie gestudeerd aan de Katholieke Universiteit Nijmegen, ben er gepromoveerd op Spinoza’s denkbeelden over macht, en heb mijn werkzaamheden als universitair docent Politieke Filosofie aan dezelfde universiteit uitgeoefend, die zich inmiddels met de ‘neutrale’ naam Radboud Universiteit tooit. In Spinoza’s politieke filosofie staat de verhouding tussen wereldlijke macht, geestelijke macht en de macht van het menselijk denkvermogen centraal. Dit drietal (staat, kerk, filosofie) vinden we in de ondertitel van het in 1670 verschenen Theologisch-Politiek Traktaat en vormt de probleemstelling van dit boek – en sedertdien ook de leidraad van mijn filosofische werk.[1] Politieke filosofie kan men uit het klassieke Grieks omzetten naar ‘de begeerte naar politieke wijsheid’, of ‘de begeerte naar wijsheid in politieke zaken’. Kenmerkend voor de wijsgerige traditie is dat zij uitgaat van het eigen denkvermogen van de mens, en daarmee onafhankelijk wil zijn van een geopenbaarde waarheid of van het gezag van de overheid. Deze spanning tussen ‘de vrijheid van denken’ enerzijds, wereldlijke en geestelijke macht anderzijds, is daarom de kern van ‘mijn filosofie’, en verklaart mijn bijzondere belangstelling voor het begrip macht en vooral de vele verschijningsvormen daarvan, waarover zo dadelijk meer.

Ten slotte nog een laatste opmerking vooraf. In de politieke filosofie is het gebruikelijk macht in verband te brengen met morele waarden en met recht. Met name Immanuel Kant en zijn volgelingen hebben de normatieve benadering van politiek uitgewerkt. Ik volg een andere traditie waarin veeleer macht centraal staat – maar wel vele gedaanten van macht. Moraal en recht hebben dan vooral te maken met machtsaanspraken die een ordening van het maatschappelijk verkeer voorstellen en kracht willen bijzetten. Het is een benadering die ook goed aansluit bij een tekst als Samuël, die zich goed leent voor een onderzoek naar de politieke werkelijkheid, zoals bijvoorbeeld Machiavelli de geschiedenis van de Romeinse Republiek geschreven door Livius gebruikt voor zijn politieke verhandeling.[2] De nuchtere beschrijving van opeenvolgende gebeurtenissen en de inbreng van mensen in deze geschiedenis biedt voldoende stof voor het trekken van algemene conclusies over de aard van de politieke werkelijkheid. Kenmerkend voor de begeerte naar politieke wijsheid is dan wel enige afstand te nemen tot de politieke werkelijkheid, geen partij te kiezen maar veel een beschouwing te geven over de begrippen die nodig zijn om deze werkelijkheid te begrijpen. Deze beschouwelijke afstand zal ik in het navolgende betoog in acht nemen.

§2 Macht in transitie, transitie van macht

Vandaag kan men regelmatig horen spreken over een ‘mens in transitie’: iemand die van geslacht wil veranderen, van man naar vrouw, of van vrouw naar man. Kunnen we in deze zin van een ‘macht in transitie’ spreken? Was de macht vroeger ‘mannelijk’ en inmiddels meer ‘vrouwelijk’, zoals men het onderscheid tussen hard power en soft power kan aanduiden? Het lijkt me een gewaagde stelling. Was de politiek in het tijdperk van het boek Samuël harder en gewelddadiger dan in het tijdperk waarin wij leven? Ik waag het te betwijfelen. Het lijkt mij veeleer om twee gedaanten van macht te gaan die tegelijk kunnen bestaan, of elkaar afwisselen. Dat is ook het geval met het verwante onderscheid tussen geestelijke en wereldlijke macht, tussen de macht van het woord en die van het zwaard. Europa kent in ieder geval na de Tweede Wereldoorlog en de verschrikkingen van de massavernietiging een langdurig tijdperk van ‘geestelijke macht’, waarin overleg en overtuiging belangrijker zijn dan dwang en geweld. Maar het tij keert inmiddels: wellicht moeten we rekenen met een oorlog tegen Rusland.

Iets anders is ‘transitie van macht’: niet de gedaante of verschijningsvorm van macht verandert, maar eenzelfde macht wordt overgedragen – van de ene partij naar de andere. Machtsoverdracht kan gewelddadig zijn zoals het geval is met een revolutie of een bezetting, of vreedzaam, ja zelfs volgens vaste rituelen verlopen. Het teloorgaan van de eerbied voor dat laatste, de institutionele overgang van de ene naar de volgende president, opent het pad naar geweld, zoals we zagen in de bestorming van het Capitool in 2021. Het boek Samuël draait om een dergelijke ‘transitie van macht’, waar we ook met een koning te maken hebben die het moeilijk verdraagt opgevolgd te worden. Voorafgaand daaraan is er een andere transitie: God is op verzoek van het volk van Israël (of een deel daarvan) bereid zijn macht over te dragen op een koning – hoewel men kan betwijfelen of God dat werkelijk ook meent en niet veeleer een list heeft bedacht om het volk te overtuigen van zijn waandenkbeelden over een aardse heiland, of uit verbolgenheid over de ontrouw onder zijn volk wraak neemt door het een incompetente koning te schenken. Hoe dan ook gaat het hier ook om ‘macht in transitie’ aangezien de theocratie hier gaat wedijveren met andere regeringsvormen, zoals een democratie of een monarchie. Inmiddels leven we in een democratie, is de monarchie tot ceremoniële bijzaak geworden, en hebben de meeste mensen geen weet van wat theocratie nog zou kunnen betekenen.

Ik kom daar aan het einde nog op terug. Want eerst gaat het erom te vragen wat nu precies ‘in transitie’ is. Op een andere manier dan ‘de mens in transitie’ is ‘macht in transitie’ een moeilijk onderwerp aangezien macht verschillende betekenissen heeft, die tegelijk en tezamen kunnen optreden. Het begrip ‘macht’ bevindt zich bovendien in een wolk van verwante woorden, zoals ‘kracht’, ‘vermogen’, ‘gezag’, ‘autoriteit’, ‘regering’, ‘dwang’, ‘geweld’. Van belang zijn ook bepaalde onderscheidingen, zoals die tussen gezag, macht en geweld, tussen ‘potentieel en actueel’ (‘mogelijk en werkelijk’) en tussen ‘in mijn macht’ en ‘buiten mijn macht’ (of eigen macht en overmacht). Macht is doorgaans gekoppeld aan een beschouwing van de politieke werkelijkheid, en ‘de orde van beslissingen’.[3] Uit deze wolk pik ik enkele belangrijke onderscheidingen die mij ook relevant lijken voor een lezing van het boek Samuël: (1) natuurlijke macht, instrumentele macht, symbolisch bemiddelde macht, (2) vernietigende (of uitsluitende) en opbouwende (of voortbrengende) macht, (3) machtsmonopolie en machtsdeling, monarchie en polyarchie.

§3 Natuurlijke macht

Allereerst bespreek ik de macht die een mens van nature heeft meegekregen en vervolgens door opvoeding, scholing en oefening heeft vervolmaakt. Het gaat om lichamelijke en geestelijke vermogens die ons in staat stellen te leven en iets van ons leven te maken. Doorgaans moeten we leren deze vermogens te gebruiken, hoewel veel vermogens ook vanzelf werken. Macht staat dan voor ‘in staat zijn tot iets’, ‘bij machte zijn tot iets’, ‘het vermogen hebben om iets te doen’. Natuurlijke vermogens zijn voorondersteld als we gaan spreken over instrumentele en symbolisch bemiddelde macht, aangezien het lichaam moet leren gereedschap of een wapen te gebruiken, en de geest moet leren wat symbolen zijn en wat die betekenen voor het leven en samenleven.

Mensen zijn ‘van nature’ niet gelijk alhoewel de verschillen bij de geboorte nog niet groot hoeven te zijn. Maar geleidelijk aan blijkt toch dat er verschillen tussen mensen zijn: de één loopt harder dan de ander, de één heeft meer spierkracht dan de ander, de één kan beter spreken dan de ander, de één straalt meer gezag of zelfvertrouwen uit dan de ander enzovoort. Er zijn verschillen in lichamelijke en geestelijke gezondheid, en daarmee in geschiktheid voor wat noodzakelijk is in het dagelijkse leven of voor het vervullen van maatschappelijke taken. Die verschillen leiden tot wedijver en tot ongelijkheid, aangezien slagen of falen in een samenleving mede afhangt van ieders talenten en vaardigheden. Een samenleving kan er alles aan doen om ieder mens een kans te geven zich te scholen, de verschillen blijven altijd bestaan. Tegelijk betekenen die verschillen dat mensen met elkaar moeten samenwerken: talenten en vaardigheden zijn vaak complementair, en mensen hebben verschillende vermogens die elkaar aanvullen en nodig hebben. De natuurlijke macht van mensen (met inbegrip van geoefende, geschoolde, ontwikkelde macht) is dus beperkt en betrekkelijk, en zorgt omgekeerd ook voor onmacht van mensen – en daarmee afhankelijkheid.

Vooral David is in het verhaal van Samuël een hoogbegaafde jongeling, die niet alleen mooi harp speelt en daarmee het gemoed van Saul bedaart, maar ook sluw en behendig is, en met het nodige geluk weet te laveren tussen de gevaren die de politieke toestand in en rond Israël kent. Hij verslaat de geweldenaar Goliath met een eenvoudige slinger, hetgeen bewijst dat brute lichaamskracht niet alles beslist. Hier raken we echter ook al de instrumentele en de symbolisch bemiddelde macht, aangezien de natuurlijke vermogens van deze twee figuren al zijn gekoppeld aan wapens, en hun gevecht plaatsvervangend is voor het bloedige slagveld dat een treffen van beide legers zou hebben opgeleverd. Deze metonymische krachtmeting kan tegelijk staan voor de enscenering van een godsoordeel, aangezien in het denken en spreken van de volkeren de uitslag van oorlogen mede wordt bepaald door de macht van de goden, en niet alleen door militaire macht.

Van bijzonder belang is ten slotte de natuurlijk aanleg voor het vermogen leiding te geven aan een volk, een leger, een hofhouding en een regering. Dat vereist bovenal de juiste geesteshouding. De beschrijving van geestestoestanden van de belangrijke spelers vormt dan ook een belangrijk onderdeel van de vertelling in het boek Samuël. Men moet niet alleen macht kunnen uitoefenen, men moet dat ook willen – zeker als de uitverkiezing tot machthebber of koning iemand toevalt. Het geschikt zijn voor leiding gevende functies is in de traditie van het politieke denken vaak naar voren geschoven als de kern van politieke wijsheid. Een vaak aanbevolen regeringsvorm is de aristocratie of de meritocratie: een bewind van ‘de besten’ of degenen met de ‘grootste verdiensten’.

Natuurlijk macht lijkt mij op zich nauwelijks veranderd in de vele eeuwen van de geschiedenis van de mensheid. Menselijke vermogens zijn grofweg gelijk gebleven: mensen zijn niet meer of minder sterk en slim geworden.  Belangrijke evolutionaire wijzigingen zijn er bij mijn weten niet geweest. Het spel van de macht blijft mensenwerk dat teert op dezelfde lichamelijke en geestelijke capaciteiten. De ‘macht in transitie’ betreft toch vooral de instrumentele en de symbolisch bemiddelde macht. Het grote raadsel blijft daarbij nog steeds hoe het mogelijk is dat een kleine minderheid van mensen kan heersen over een grote meerderheid, wat onwaarschijnlijk zou zijn als het alleen aankomt op natuurlijke vermogens.

§4 Instrumentele macht

Natuurlijke vermogens zijn vanaf de peuterjaren van de mens gekoppeld aan voorwerpen of zaken in de omgeving: de speeltjes waarmee mensenkinderen hun vermogens ontwikkelen en greep krijgen op hun leefomgeving (of niet). Instrumentele macht omvat derhalve alle middelen waarover een mens beschikt om iets te bereiken, en bovenal om iets gemakkelijker te bereiken dan zonder deze middelen. De ontwikkeling van instrumentele macht is daarom een belangrijke factor in de vergroting van de macht van de mens in de wereld – met alle voorspoed en tegenspoed, heil en onheil, die dat met zich mee heeft gebracht en nog brengt. We kunnen ook spreken van de macht van de techniek, of inmiddels: technologie. Het gaat echter evenzeer om eigendom en geld, waarmee je ‘macht kunt kopen’, om inzicht in de werking van dingen zodat je weet wat je het beste kan doen om iets te bereiken, en ten slotte om invloed op medemensen die je kunt verleiden of dwingen om in jouw voordeel te werken – trouwe aanhangers, arbeidskrachten of slaven.

Zijn er al verschillen tussen mensen wat betreft natuurlijke gaven en vermogens, die verschillen leiden door instrumentele macht tot maatschappelijke onderscheidingen wat betreft beslissingen en invloed die voor grote ongelijkheid tussen mensen leidt. Een belangrijke ongelijkheid bestaat tussen degenen die bevelen en degenen die gehoorzamen, of de ongelijke toegang tot bestaansmiddelen. Er zijn kansrijke en kansarme mensen, afhankelijk van de hoeveelheid middelen waarover zij beschikken. Dit geldt nog eens te meer voor groepen of volken. De verschillen in macht op het wereldtoneel worden bepaald door economische, technologische en militaire macht, die weer mede afhankelijk zijn van de beschikking over natuurlijke bronnen (grondstoffen, klimaat, vruchtbaarheid van de grond, ligging op verkeersroutes enzovoort). Ook hier kan mensen zeggen dat er weinig van ‘macht in transitie’ sprake is, omdat dergelijke verschillen er altijd geweest zijn. Men denke aan het tijdelijke monopolie van de Filistijnen op ijzeren wapens. Wat de omvang en de kracht van deze middelen betreft, is er uiteraard wel veel veranderd – maar het vernietigen van ‘de vijand’ lukt uiteindelijk ook met primitieve wapens.

§5 Symbolisch bemiddelde macht

De vertelling in Samuël laat een inbedding zien van natuurlijke en instrumentele macht in narratieve vormen en structuren, die aan de machtsuitingen een betekenis geven, die bijvoorbeeld mede bepalen of deze machten gerechtvaardigd zijn of niet. Deze vertelling kan gezien worden als de symbolische bemiddeling van macht, de betekenisgeving van het feitelijke krachtenspel. Machtsvormen die afhankelijk zijn van gedeelde denkbeelden en een collectieve enscenering noem ik symbolisch bemiddelde macht. Wat belangrijker nog is, is dat symbolische bemiddeling zelf een vorm van macht schept. Dan is er sprake van een vorm van machtiging van een mens tot een rol die hem of haar is toebedeeld door het bestaan van een narratieve context en de daarin aanwezige symbolen, codes of onderscheidingen. Het boek Samuël verhaalt over werkelijke gebeurtenissen en (natuurlijke en instrumentele) krachten, maar ook over de narratieve context van macht. Het boek beschrijft de wederwaardigheden van volken die zich onderscheiden in bondgenoten en vijanden, die zich bevinden op eigen of vreemd grondgebied, en die alle leven in een ander symbolisch onderscheid: dat tussen wat op aarde en wat in de hemel gebeurt. Er is sprake van een heerser van hemelse machten die invloed heeft op de aardse wederwaardigheden van de volken, en met wie de aardbewoners proberen te communiceren. Belangrijke symbolen zijn derhalve: God, volk, koning. Deze symbolen bestaan feitelijk in meervoud: ieder volk heeft een beschermende godheid en een leiding gevende koning. De symbolen staan voor actoren of spelers in de enscenering: God stelt een koning aan, op verzoek van het volk, tegen de raadgeving van de ziener, rechter of priester Samuël in. Men kan dit alles lezen als een verzameling regieaanwijzingen van een politiek theater dat mensen (maar ook goden) een rol voorschrijft die zij vervolgens op het politieke toneel moeten waarmaken. Er moet omschreven staan wie namens God of volk spreekt, er moet aangegeven zijn wat een koning mag doen en wat niet bij zijn rol past. Dit toneel geeft de spelers bovendien de ruimte om hun rol te interpreteren en te belichamen – of zelfs openlijk te twijfelen of men deze wel op zich wil nemen.

Symbolisch bemiddelde macht kan eigenlijk alleen maar bestaan als mensen in deze enscenering geloven, de symbolen en regieaanwijzingen delen, en dit is slechts mogelijk wanneer deze verhalen een zeker gezag hebben, worden beheerd door een geestelijke macht, en van generatie op generatie worden doorgegeven. Zonder deze narratieve context is de keizer werkelijk zonder kleren, dat wil zeggen: louter natuurlijke macht, een ‘naakt’ lichaam.[4] Wanneer mensen niet meer geloven dat er een God is die een en ander bestiert, dat er een koning is die gemachtigd is leiding te geven, en dat er een volk is dat eendrachtig achter de leider moet staan, houdt alles op. De ballon loopt leeg, de symbolisch bemiddelde macht verliest aan betekenis. Dit geldt voor een theocratie, een monarchie en een democratie, maar ook bijvoorbeeld voor ‘de rechtsstaat’ of ‘de rechtelijke macht’ of ‘de grondwet’ – als het geloof in deze symbolisch bemiddelde macht in een regeringsakkoord moet worden vastgelegd is de teloorgang al aan het werk. Men denke aan wat ik in de inleiding heb gezegd over het Bisschoppelijk Mandement. Symbolisch bemiddelde macht is kwetsbaar.

Symbolisch bemiddelde macht is als machtiging wel afhankelijk van natuurlijke en instrumentele macht, maar niet alleen. Een regering moet beschikken over geld, gebouwen, een geweldsmonopolie, en geschikte politici en ambtenaren wil ze haar machtiging waar kunnen maken. Men kan van alles roepen, maar beleidsvoornemens omzetten in werkelijkheid vraagt om meer dan symboliek. De geloofwaardigheid van een regering hangt echter ook af van de kracht van de enscenering – of deze nu een theocratie, een monarchie of een liberale democratie is. De leden van een regering hebben als mensen onvoldoende macht om een land te besturen: ze moeten hun beslissingen kunnen rechtvaardigen, ze moeten de burgers overtuigen, en dat vereist dat ze een beroep kunnen doen op gedeelde denkbeelden. Er kunnen twijfels opkomen over de geschiktheid van een politiek leider: Saul wordt geleidelijk aan geconfronteerd met de toenemende populariteit van David, en dat leidt tot paranoïde denkbeelden en neerslachtigheid, met soms gewelddadige gevolgen. De macht van politieke of geestelijke leiders is uiterst kwetsbaar aangezien hun geloofwaardigheid afhangt van factoren die zij zelf niet helemaal of bijna niet zelf in de hand hebben. Het gebrek aan geloofwaardigheid kan dan alleen tijdelijk door gewelddadige middelen gekeerd worden. Maar uiteindelijk zakt de leider door het ijs.

Alles wat ik hier zeg over de onderscheidingen van macht maakt overigens zelf deel uit van deze symbolische bemiddeling of narratieve context. Hoe we over macht spreken bepaalt voor een belangrijk deel wat als macht mogelijk is. Wanneer het volk begint te twijfelen aan de macht van God, en denkt beter af te zijn met een wereldlijke leider, of zoals later het geval zal zijn denkt dat het zelf wel kan regeren, al of niet met een volksvertegenwoordiging, raakt de macht in transitie. Alles hangt af van de interpretatie en de strijd der interpretaties. En die strijd gaat ook voor een belangrijk deel over de operationalisering van de narratieve context of enscenering. Is er nu een crisis of niet? En kan deze politieke leider die oplossen of niet? We kunnen vandaag denken dat een democratische enscenering van de politieke werkelijkheid het gewonnen heeft van een theocratische of monarchistische enscenering – die een groot deel van de geschiedenis de boventoon heeft gevoerd. Dat heet secularisatie. Niettemin kan men zich afvragen of er zo veel veranderd is, gezien het terugkerende verlangen naar autoritaire leiders en een interpretatiemonopolie wat betreft de narratieve context.

§6 Vernietigende en opbouwende macht

Macht kan vernietigen, uitsluiten, ontmoedigen, verhinderen, maar ook opbouwen, mogelijk maken, iets tot stand brengen. Vernietigende macht is overal daar aanwezig waar mensen zich bedreigd voelen of weten, daar waar een strijd op leven en dood woedt, waar volken met machtsaanspraken bestaan en grondgebied of bestaansrecht opeisen – meestal ten koste van andere volken. Dat is een politieke werkelijkheid maar deels ook een narratieve context: mensen kunnen een belang hebben om anderen als bedreiging te zien, ook al is die bedreiging er niet of minder groot dan zij zeggen. Waar een tegenstander of vijand (of een of ander gevaar) verschijnt, heeft men een vermogen nodig om de kracht van de tegenstander te breken, om de tegenstander te onderwerpen of uit te sluiten. De wapenwedloop is het noodlot van een dergelijke werkelijkheid of enscenering. Ik kan dit allemaal bekend vooronderstellen. Het is aan de lezer om te beoordelen of de toestand in het boek Samuël of in onze wereld niet deels op een paranoïde waan berust die meer vijandigheid bespeurt dan er werkelijk is.

De andere kant van natuurlijke, instrumentele en symbolisch bemiddelde macht zou men op het eerste gezicht positiever kunnen waarderen. Wie deelt niet de lofzangen op uitvinders, kunstenaars, stichters van godsdiensten, bewegingen of politieke verenigingen, weten-schappers, ingenieurs, technologen, maar ook de gewone mensen in vrijwilligersorganisaties – lofzangen op alle goeds die zij tot stand brengen? Opbouwende macht zorgt voor welvaart en welzijn, voor het toenemen van ieders mogelijkheden om een goed leven te leiden, maar bestaat ook in het vermogen tot inschikkelijkheid, dat een voorwaarde is voor vrede, evenals het vermogen naar een ander te luisteren. Macht kan een kwaad zijn, maar ook een groot goed. Mensen die in vooruitgang geloven (en ze hebben de feiten bij de hand) zullen menen dat er een transitie is van vernietigende naar opbouwende macht. Helaas wordt langzaamaan duidelijk dat al deze opbouwende vermogens de leefwereld op aarde aantasten – en misschien wel de grootste vernietigende macht kan blijken te zijn in de geschiedenis van de mensheid.

§7 Monarchie en polyarchie (symbolische bemiddeling)

Een belangrijk aspect van de symbolische bemiddeling van macht is het onderscheid tussen de eenheid van macht of de verdeling van macht – monarchie en polyarchie. Overheersend is de eenheidsgedachte: er kan er maar één de baas zijn, eendracht maakt macht, de regering spreekt met één stem, ‘de’ kiezer heeft gesproken (enkelvoud voor het geheel van stemmende burgers, de stem van het volk) enzovoort. Ook in de godsdienst zien we dat het polytheïsme verlaten wordt ten gunste van een monotheïsme, hoewel dit niet overal in de wereld het geval is. Het woord duivel is afgeleid van het Griekse woord diabolos dat staat voor het zaaien van tweedracht en onenigheid. Een politieke gemeenschap moet één leider hebben, anders heerst een burgeroorlog. De wetten moeten voor ieder dezelfde zijn. Niettemin bestaan er in het politieke denken ook pleidooien voor een scheiding der machten, een samenstel van verschillende machten die elkaar in evenwicht houden en dat ruimte biedt voor tegenspraak.

Het verlangen naar eenheid is niet onzinnig, maar wellicht is het toch verstandig dit beginsel niet al te strikt door te voeren – als dat al mogelijk is. Het belangrijkste bezwaar is dat de wereld van de mensen geen eenheid vormt: er zijn verschillen van mening, onderscheid belangen, verscheidenheid aan tradities en zeden enzovoort. Eenheid opleggen aan dit alles is geen eenvoudige zaak, en gaat doorgaans gepaard met dwang, onderdrukking, uitsluiting en uiteindelijk geweld. Hier past tolerantie van afwijkingen van de heersende macht of zelfs vrijheid in het uitdragen van en leven volgens eigen traditie en zeden. Integratie in een vooronderstelde eenheid van een samenleving (‘onze normen en waarden’) hoeft niet te leiden tot volledige prijsgave van eigen identiteit (‘mijn persoonlijke waarden’). De liberale democratie zoals wij die kennen heeft oog voor verscheidenheid en onenigheid in de maatschappij, en heeft vormen gevonden om mogelijke botsingen te kanaliseren en in vreedzame banen te leiden. Maar ook dat is niet zonder gevaren, aangezien soms eenheid geboden is, en soms de gemoederen te zeer verhit zijn.

Ook in het boek Samuël zien we een verlangen naar eenheid (vooral met het oog op de vijand), maar tegelijk dat er meerdere spelers zijn met een eigen rol: God, priester, profeet/ziener, rechter, koning, hovelingen, zonen, vrouwen (van machtige mannen) en het volk (dat zelf ook nog verdeeld is). Spelers hebben ongetwijfeld fantasieën over almacht en alleenrecht, andere machten zijn vaak onverdraaglijk voor ‘narcistische’ machthebbers. In de praktijk blijkt volstrekte macht onmogelijk: er is altijd speelruimte voor andere machten, groepen of personen. God heeft het niet alleen voor het zeggen, het volk is wisselvallig in zijn trouw aan God of leiders, Saul laat zich door anderen iets gezeggen, maar is ook ongehoorzaam aan het bevel van God de vijand volledig te vernietigen, Samuël heeft geen zeggenschap over zijn zonen die zich met overgaven verrijken, Saul wordt verlaten door de goddelijke geest en raakt bezeten door een boze geest, zeker wanneer hij vaststelt dat God een troonopvolger op het oog heeft enzovoort. Er is onzekerheid en twijfel over de afloop van gebeurtenissen of de gevolgen van beslissingen. Er is de enscenering van symbolisch bemiddelde macht (monarchie), en er is een speelruimte voor interpretatie en uitvoering door de spelers (polyarchie).

§8 Van theocratie naar democratie

Ten slotte wil ik kort nog iets zeggen over een bijzondere gestalte van macht, die in ieder geval in de geschiedenis van Israël een belangrijke rol speelt: God (of hoe deze ook mag heten). De joods-Romeinse geschiedschrijver Flavius Josephus (eerste eeuw v.o.j.) onderscheidde naast monarchie, aristocratie, democratie daarom nog een vierde staatsvorm: theocratie. In de praktijk komt dat neer op een priesterheerschappij (hiërocratie, clerocratie), aangezien God zelden in eigen persoon optreedt en dan alleen in de gedaante van onbegrijpelijke, vreeswekkende verschijnselen of als stem die gehoord wordt door uitverkoren mensen. Niettemin, er is een heerser van de hemelse machten en men moet daar in de samenleving van mensen een of andere plaats voor inruimen, recht doen aan een of andere openbaring van de goddelijke macht, wil of woord. Tegelijk moet er afstand zijn tussen de mensen op aarde en God in de hemel. God is transcendent, dat wil zeggen bevindt zich aan gene zijde van wat mensen als hun eigen wereld beschouwen.

Gods macht of de theocratie is bij uitstek een symbolisch bemiddelde macht, die alleen bestaat bij de gratie van denkbeelden en ensceneringen van mensen – en pas daardoor ook werkelijk bestaat. Theocratie verbindt zich onvermijdelijk met natuurlijke en instrumentele macht: er zijn priesters met de gave van het woord, tempels met hun plechtigheden, mensen die zich gedragen overeenkomstig de wetten van God, er is een heilig geschrift dat mensen lezen, uitleggen en onderling bespreken. En dan is het niet denkbeeldig dat deze wereldse machten de hemelse of goddelijke macht verdringen. Of dat mensen overlopen naar andere goden en hun afbeeldingen beginnen te aanbidden. We zien als antwoord op dit alles een streven om de theocratie zuiver te houden, hetgeen niet een gemakkelijke opgave is. Wat houdt dat in?

Theocratie betekent ten eerste (en letterlijk) dat de macht aan God toekomt, en dus niet aan mensen: heerschappij van mensen over mensen is eigenlijk niet toegestaan. Theocratie heeft iets van anarchie. Theocratie betekent ten tweede dat er zaken zijn die niet onder de macht van mensen vallen. Hier is al sprake van een machtsverdeling: wat aan God toekomt en wat aan mensen is overgelaten. Ook hier is er een voorbehoud bij menselijke machtsvorming. Ten derde betekent theocratie dat er hogere wetten zijn dan de menselijke wetten, dat het positieve recht niet noodzakelijk rechtvaardig of gerechtvaardigd is. Dit besef dat rechtvaardigheid eigenlijk buiten het menselijke oordeelsvermogen valt, of dat wat mensen voor rechtvaardig houden niet het laatste woord heeft, is wellicht een laatste echo van de theocratie bij mensen die al lang van godsdienst afscheid hebben genomen. Kortom, theocratie staat voor de erkenning dat er grenzen zijn aan de macht van de mensen.

Het boek Samuël biedt ons in ieder geval een interessant inkijkje in de wijze waarop mensen met deze goddelijke macht omgaan. Helaas zien we daar ook dat God strenger of gewelddadiger kan zijn in zijn bevelen dan mensen. Deze voorstelling of enscenering van goddelijke macht is vandaag niet erg populair meer. In christelijke kringen vinden we bij sommigen de neiging om deze joodse erfenis af te wijzen en alleen nog het ‘Nieuwe Testament’ te koesteren waarin een liefhebbende God voorop staat die de mensen van het kwaad in de wereld wil verlossen – op vreedzame wijze wel te verstaan. Dat zijn ingewikkelde kwesties, waaraan ik hier uiteraard geen recht kan doen. Veel ernstiger wellicht is een ‘transitie van macht’ of ‘macht in transitie’ waarin mensen de theocratie geheel verwerpen en alleen nog vertrouwen op menselijke macht, op hun natuurlijke vermogens en de (steeds effectievere) middelen waarover zij beschikken, en er van symbolisch bemiddelde macht niet veel overblijft.

Men kan een (sacrale) koning of een volk als een soort God blijven opvatten. Een vorst regeert bij de gratie Gods, De Vox Dei kan opgaan in de Vox populi wanneer men erop vertrouwt dat mensen in hun geweten nog godsvruchtig genoeg zijn en dit inbrengen in de politieke gemeenschap. Men gelooft dan nog steeds dat er hogere waarden zijn waaraan wij in dit aardse tranendal gebonden zijn en die grenzen stellen aan wat mensen mogen doen. Dit laatste restje theocratie, als men dat zo mag noemen, kan echter ook verdwijnen wanneer de verbinding van de mens met deze hogere waarden in de samenleving geen eigen plek meer heeft – in dat wat we godsdienst noemen (de dienst aan God of wat God vertegenwoordigt aan hogere waarden). Dan zijn we van een theocratie terecht gekomen in een absolute antropocratie: alles is mensenwerk, en dus ook het oordeel over wat mensen in deze wereld uitspoken. Dat is wellicht de uiterste consequentie van de wens van het volk de macht van God te vervangen door menselijke macht, de stap die gezet wordt in het boek Samuël.

Noten

[1] Ik verwijs de lezer graag naar mijn website voor een toelichting op deze probleemstelling: https://marinterpstra.nl/inleiding-en-overzicht/, https://marinterpstra.nl/resmixtae/inhoudsopgave/hoofdstuk-1/, https://marinterpstra.nl/resmixtae/inhoudsopgave/hoofdstuk-1/h1-p1/1-1-het-theologisch-politiek-probleem-spinoza-over-grenzen-aan-macht/, en https://marinterpstra.nl/1-1-4-de-orde-van-de-ongelijkheid/.

[2] Niccolò Machiavelli, Discorsi. Gedachten over Staat en Politiek, Ambo/Kritak, Amsterdam/Antwerpen 1997.

[3] De lezer kan ik verwijzen naar hoofdstuk 5 van Marin Terpstra (red.), Onenigheid en gemeenschap. Basisboek Politieke Filosofie, Boom, Amsterdam 2012.

[4] Zie de spotprent van Thackerey op de hoofdpagina van mijn website.