Eerder verschenen: ‘De ontvangst van Spinoza in katholieke kringen’

In de Mededelingen vanwege het Spinozahuis verscheen als nummer 75 mijn tekst ‘”De Godzoeker in een van positieve godsdienst vervreemde wereld”. De ontvangst van Spinoza in katholieke kringen, 1897-1997′, de uitwerking van een lezing gehouden op het congres ter viering van het honderdjarig bestaan van de Vereniging Het Spinozahuis.

Samenvatting

Spinoza’s werken stonden op de Index voor verboden boeken tot 1967, toen deze lijst van werken, die rooms-katholieken niet werden geacht te lezen of hoogstens met de grootste voorzichtigheid mochten inzien, werd opgeheven. De verhouding tussen Spinoza en het Roomse katholicisme is vol spanningen en tegenstellingen: van beide kanten. Niettemin hebben katholieke denkers en schrijvers zich in de twintigste eeuw met Spinoza beziggehouden. Deze ontvangst van Spinoza in katholieke kringen is het onderwerp van deze studie. Ik heb mij beperkt tot die auteurs die zich uitdrukkelijk als Rooms-Katholiek presenteren of van wie bekend is dat zij een uitdrukkelijk Rooms-Katholieke achtergrond hebben. Het onderzoek steunt op lezing van de oorspronkelijke bronnen, grotendeels artikelen in tijdschriften, soms een boek.
Uit dit onderzoek komt naar voren dat de ontvangst van Spinoza in katholieke kringen in drie periodes kan worden ingedeeld. In de eerste periode is de receptie negatief of afwerend: men legt de nadruk op de mate waarin Spinoza afwijkt van de katholieke geloofsleer die als waarheid voorop staat. Men ziet in hem een loochenaar van de christelijke God. Spinoza’s werk is uiting van een theologische en metafysische dwaalleer, die de transcendentie van God aan de wereld miskent. In de tweede periode die vanaf de jaren twintig en dertig loopt zien we dat de kloof tussen Spinoza en het katholieke denken minder diep begint te worden. De belangrijkste reden is een zekere oecumenische tendens die steunt op de aanname dat God een mysterie is dat door mensen altijd slechts op gebrekkige wijze en dus veelal verschillend kan worden geduid. Deze schrijvers zien in Spinoza een Godzoeker zoals zij zelf zijn, wat de verschillen die nog steeds bestaan enigszins relativeert. Ook zien we een emancipatie van de katholieke wijsbegeerte die deel wil uitmaken van de academische wereld en dus open moet staan voor andere wijsgerige stromingen. Een wat positiever receptie van Spinoza’s denken wordt mogelijk. De derde periode begint in de jaren zestig, na een lange stilte waarin katholieke denkers nauwelijks naar Spinoza verwijzen, en kenmerkt zich door een veelal academische studie van Spinoza’s werk door katholieke filosofen die hun geloofsovertuiging op de achtergrond houden of daar zelfs al mee hebben gebroken. Daarmee eindigt de geschiedenis van de receptie omdat het onduidelijk wordt wat nog als katholieke kring geldt.
De confrontatie tussen zo onderscheiden manieren van denken is van belang voor de studie van beide, aangezien elke denkwijze vooronderstellingen en grenzen kent die pas goed zichtbaar worden in contrast met wat anders is. In een Nawoord bij deze studie wordt deze confrontatie nog nader uitgewerkt en wordt licht geworpen op een van de eerste recepties van Spinoza in katholieke kringen: de briefwisseling tussen Spinoza en zijn voormalige leerling Albert Burgh die zich tot het katholieke geloof bekeerde – tot verbijstering van zijn leermeester.