Onderscheiden en selecteren

Beslissen voor één mogelijkheid uit vele mogelijkheden, oftewel het actualiseren van een potentialiteit waar andere potentialiteiten bestaan, kortom selectie, is stichtend voor maatschappelijke ordeningen wanneer deze selectie bestendigheid krijgt (blijft bestaan voor langere tijd) en voor andere beslissingen gevolgen heeft (dat wil zeggen een politiek karakter heeft). Beslissingen leiden tot (maatschappelijke) identiteiten, zoals genetische selectie tot biologische identiteiten leidt. Dat geldt voor de selectie van doelen, van middelen, van verrichtingen (operaties), van uitspraken enzovoort. Andere mogelijkheden verdwijnen in de omgeving en worden in die zin uitgesloten. Liefde is volgens Luhmann één van de communicatiemiddelen, althans voor zover we liefde nemen als een vorm in de logica van maatschappelijke ordening: de exclusieve gerichtheid op een persoon, een groep, een bezigheid, een dorp, stad of land enzovoort. Is monogamie de standaard dan zorgt de liefde voor een opdeling van een groot deel van de mensen in stelletjes (die zich meestal vermeerderen met kinderen). Artiesten met een grote aantrekkingskracht verzamelen een grote groep mensen die zich in een fanclub in aanbidding verenigen. Volkeren onderscheiden zich van elkaar door vaderlandsliefde. Liefde zorgt ervoor dat de communicatie zich meer of uitsluitend op het geliefde object richt en anderen daarvan uitsluit – zowel in de zin dat andere objecten minder of niet geliefd zijn, als dat anderen geen toegang mogen hebben tot het geliefde object. Verwaarlozing of geringschatting van anderen of jaloezie horen dan ook bij de liefde als bijverschijnselen, hoezeer men deze gevoelens ook kan temperen.
Hetzelfde geldt voor het verband tussen liefde en haat: wanneer het geliefde object besmeurd of bedreigd wordt ontstaat haat jegens de boosdoener. Liefde zorgt voor hechting, en hechting voor vertrouwdheid en geborgenheid. Het doorbreken van deze meer of minder sterke symbiotische verbanden zorgen voor onrust, angst, onzekerheid en uiteindelijk tot agressie. De liefde kan uiteindelijk het offer van het eigen leven eisen (Paul Kahn). Uiteraard is er een liefde die minder toegespitst is op één object: een liefde voor ‘de mensheid’ of voor ‘de natuur’ zal geneigd zijn de onderscheidingen en vormen van uitsluiting van een gerichte liefde te verzachten. Andere communicatiemiddelen leiden, zij het op een andere wijze, ook tot selectie, onderscheiding en uitsluiting. Wie over geld, het betere argument of macht beschikt, heeft een speelruimte voor eigen beslissingen waarvan anderen zijn uitgesloten en zal deze speelruimte ten minste willen verdedigen. Maatschappelijke ordeningen hebben daarom een onvermijdelijk exclusief karakter, dat meer of minder sterk kan zijn, en onderscheiden kan uitwerken op het bestaan van mensen.
De vraag is wat de mogelijkheidsvoorwaarden en de houdbaarheid van de geesteshouding zijn die deze grenzen voor louter imaginair houdt – wat ze ook zijn als vorm, maar ook weer niet gegeven het feit dat vele mensen daaraan vasthouden en deze onderscheidingen voor werkelijk en onveranderlijk houden. De wiskundige kijkt anders tegen een onderscheiding aan dan een minnaar, een eigenaar, een machthebber, dan wel een eenzame, arme of machteloze mens. Voor de laatste zijn onderscheidingen of grenzen werkelijke afscheidingen die beschermen en uitsluiten – met verschillende gevolgen voor het bestaan van mensen. De ‘anarchist’ gebruikt het formele, wiskundige gezichtspunt dat zegt dat men een onderscheid kan maken maar ook niet, en dat als men dit doet men verschillende interpretaties kan geven van dit onderscheid, om de uitgesloten mensen te helpen of de mogelijkheidsvoorwaarden van bevoordeelde mensen te ondergraven. Het formele gezichtspunt zegt: men kan het onderscheid tussen eigendom en niet-eigendom ook niet maken, men kan ook op een ander verliefd worden of meerdere of zelfs alle mensen liefhebben. Alles is mogelijk (zij het niet alles) – en daarom zijn macht, geld, kennisvoorsprong en (exclusieve) liefde verdachte zaken in het ‘anarchistische’ wereldbeeld.
Een anarchistische geest wil de mens vrijwaren van niet zelf gekozen bindingen en begrenzingen en komt tot uiting in idealen zoals de afschaffing van eigendom, de vrije liefde, het machtsvrije overleg enzovoort. Maar geestelijke ongebondenheid (een soort Paulinisch hos me) is uiteraard nog iets anders dan werkelijke ongebondenheid – een soevereiniteit à la Bataille die zich (altijd voor even) niets aantrekt van de wetten van het zelfbehoud, het bestendigen van levensomstandigheden en het behartigen van het eigen belang. De anarchistische geest acht de in een maatschappij gevestigde onderscheidingen niet als geboden of verboden, maar hoogstens als feitelijke obstakels die er niet zouden moeten zijn. Een anarch (in de geest van Ernst Jünger) is een anarchist die zich beperkt tot het vaststellen van de feitelijke onderscheidingen en van hun ontwikkeling tot aan gewelddadige omwenteling toe – en zich vervolgens in een eigen persoonlijke ruimte terugtrekt zonder zijn sociale bestaan op te geven of daartegen in opstand te komen.
De anarchistische geesteshouding is ook geneigd maatschappelijke onderscheidingen, die mensen bescherming bieden dan wel uitsluiten, als macht voor te stellen en verder niet te differentiëren, omdat zij het gezichtspunt van de machteloze voorop stelt en deze als ongebondenheid idealiseert. Macht staat dan gelijk aan de feitelijke werking van onderscheidingen die voordelen en nadelen ongelijk verdelen, ongeacht hoe deze werking er verder uitziet. Of mensen zich uit liefde onderwerpen aan een ander die daarvan gebruik maakt, of iemand verlangt naar een zaak of dienst die een ander op eigen voorwaarden kan bieden, of iemand onvoldoende kennis of vaardigheden heeft om zich te laten kiezen door anderen of wat dan ook, is dan geen deel meer van het spel en wordt niet onderscheiden van al die gevallen waarin er sprake is van dreiging met ernstige sancties (dat wil zeggen politieke macht in de strikte zijn van het woord).
In de voorbeelden zijn de ‘machteloze’ mensen wel degelijk betrokken en kunnen zij zich altijd onttrekken aan de ‘macht’ van de ander. De ander krijgt namelijk die ‘macht’ pas omdat de ‘machteloze’ iets van hem of haar wil: wederkerige liefde, een zaak of dienst, een baan enzovoort. Hier geldt de stoïsche wijsheid om genoegen te nemen met datgene wat geheel en al binnen de eigen macht ligt, met datgene wat iemand zelf kan bereiken onafhankelijk van anderen. Wie zich in gezelschap begeeft, krijgt te maken met wat anderen willen of niet willen. Politieke macht is er allereerst om in dit spel mensen te beschermen tegen anderen, vaak de weinige sterkeren tegen de vele zwakkeren, maar ook zij het minder vaak de vele zwakkeren tegen de weinige sterkeren. Politieke orde neemt doorgaans de vorm aan van een rechtsorde die macht herformuleert in termen van recht en onrecht, waardoor zowel de wil van de machtigen als de onwil of afwijkende wil van de machtelozen rechtmatig of onrechtmatig kan zijn.[1] In ‘liberale’ maatschappijen geldt als beginsel dat mensen rechten hebben, oftewel dat zij recht hebben op publieke bescherming van lichamelijke integriteit, goede naam, eigendom enzovoort. Dat stelt grenzen aan de vormen van menselijk verkeer, wat opnieuw betekent dat grensoverschrijdingen uitgesloten zijn in naam van bescherming van rechten – gegeven de mogelijkheid van grensoverschrijdingen. De instelling en uitvoering van een dergelijke bescherming is een ander verhaal.
Samenvattend zie we hier drie soorten onderscheidingen aan het werk in het debat over insluiting en uitsluiting. De eerste soort zijn onderscheidingen die insluiting (bescherming) en uitsluiting bewerkstelligen. Het gaat om de besproken communicatiemiddelen liefde, eigendom (geld), waarheid, (politieke) macht: ik houd van jou, niet van anderen; dit is van mij, niet van jou; dit is waar en wat jij zegt onwaar; doe wat ik zeg of er gebeurt je iets ergs. De tweede soort onderscheidingen zijn politiek en juridisch en ze bepalen welke vormen van communicatie rechtmatig zijn: huwelijk, eigendomsrechten, kwaliteitseisen, legitieme straffen. De derde soort onderscheidingen behoren tot het semantische veld van communicatie en de daaraan voorafgaande zingeving: morele of esthetische onderscheidingen. Deze laatste kunnen van invloed zijn op de eerste twee soorten: een moreel onderscheid kan een juridisch onderscheid worden, of mensen kunnen hun betrekkingen volgens bepaalde maatstaven vorm geven.

Noot

[1] Niklas Luhmann, Macht (1975), Ferdinand Enke Verlag, Stuttgart 1988, blz.34.