De uitzonderingstoestand staat voor een begrip dat ontstaat vanuit het gezichtspunt van wat de regel is: het gewone leven waar alle afspraken en zekerheden in de maatschappelijke omgeving gelden. De uitzonderingstoestand van de Coronacrisis betekent een tijdelijke opschorting van gebruikelijke rechten en vrijheden van burgers, en het ontwikkelen van maatregelen en ordeningen die op het probleem een antwoord bieden. Sommigen vrezen dat de uitzonderingstoestand voortgezet gaat worden, ook als de crisis voorbij is, en dat de staat aan het oefenen is met beheersingstechnieken die ook na de crisis kunnen worden gebruikt. Een maatschappelijke orde die zo op een volmaakt verloop van het verkeer is gericht, is in zekere zin altijd in gevaar en vraagt om een voortdurende uitzonderingstoestand die met verhoogd toezicht en ingrepen in rechten en vrijheden gepaard gaat. De verschillende processen in de maatschappij zijn zo afhankelijk van elkaar dat storingen in het ene systeem onmiddellijk gevolgen hebben voor andere systemen.
De maatschappij moet opbrengst leveren en vraagt om een vorm van beheer (en de daarbij horende machtsuitoefening) die het voortbestaan waarborgt door afstemming op veranderende omstandigheden. In die zin is de huidige uitzonderingstoestand eerder een voortzetting van wat altijd al het geval is, alleen is de omvang van de crisis en de maatregelen wat uitzonderlijk. Politieke antwoorden op verstoringen van wat als gewoon maatschappelijk verkeer geldt zijn de eigenlijke toestand van de staat. De democratie vervult hierin een belangrijke rol: volksvertegenwoordigers en degenen die zij vertegenwoordigen geven voortdurend signalen af over storingen of mogelijke storingen in de toekomst. Democratie is een permanente toestand van waarschuwingen van de maatschappij aan de politiek om in te grijpen. Het overgrote deel van de bevolking wil niets anders dan dat het gewone leven doorgaat, met inbegrip van de voortdurende veranderingen en verbeteringen die daarin optreden. Dat is in de huidige Coronacrisis niet anders, al verschillen de meningen binnen een zekere, beperkte bandbreedte over de omvang en intensiteit van de maatregelen (te strikt of te soepel).
De uitzonderingstoestand kan ook op iets anders duiden en op een andere manier wijzen om over politiek en democratie na te denken. Carl Schmitt ziet de uitzonderingstoestand als een politieke constellatie waarin wat normaal is of wordt geacht juist op losse schroeven komt te staan, omdat de (tot dan toe) normale manier van leven omstreden is, bijvoorbeeld door een burgeroorlog of een revolutie, dan wel bedreigd wordt door een vijand die opdringt. Het is een toestand waarin het normale oordelen en beslissen niet meer goed werkt of ernstig verstoord is, een toestand waarin zoals Schmitt dat formuleert er geen rechter is die oordeelt en beslist in geval van onenigheid. Beslissend voor een normale toestand is immers dat verschillen van mening of een botsing van belangen langs de weg van algemeen aanvaarde procedures worden omgezet in een besluit: een schikking, een veroordeling of wat dan ook. De uitzonderingstoestand is precies de omstandigheid dat een dergelijke procedure zelf in het geding is. In die zin is de uitzonderingstoestand onderscheiden van een noodtoestand, waarin bepaalde regels worden opgeschort maar niet afgeschaft. Van een uitzonderingstoestand is vandaag geen enkele sprake. Integendeel, als iets duidelijk wordt is dat de wens om het normale leven weer zo snel mogelijk op te pakken. Niettemin zijn er mensen die deze crisis zien als een moment van bezinning en mogelijke verandering. Die mensen maken echter al lang deel uit van de onenigheid die ons gewoon en bekend is, alleen zien zij nu gunstige omstandigheden om zaken te doen. Zo kunnen bijvoorbeeld ook allerlei aanzetten tot ‘digitalisering’ van werkzaamheden in versneld tempo worden doorgezet, omdat het nu toch moet. Niet alles zal weer teruggezet worden in de oude stand. Van iets dat in de buurt komt van een revolutie, is echter niets te merken.
Ook dit gezichtspunt dat ervoor pleit de normale toestand vanuit de uitzonderingstoestand te bezien, blijft denken vanuit een normale toestand. Een breder perspectief zet ook dit echter op de kop. Bezien we de Coronacrisis vanuit de processen die op de planeet aarde plaatsvinden, in dit geval het muteren van klein organisch leven en het overspringen van een nieuw virus op mensen, dan is het eerder zo dat wat wij de normale toestand noemen veeleer een uitzonderingstoestand is. Kenmerkend voor natuurlijke processen is immers de tijdelijkheid en kwetsbaarheid van bepaalde constellaties die tot structuurvorming leiden, zoals levende wezens dat zijn. Entropie is de norm, dat wil zeggen het uiteenvallen van wat zich tijdelijk in een bestendige toestand bevindt – ofwel door inwerking van andere processen, ofwel door innerlijk verval. De uitzondering is de negentropie: het tegenhouden van een crisis door het ontwikkelen van immuniteits- of afweerreacties. De maatschappij – de kunstmatige leefomgeving die mensen opbouwen en onderhouden (en soms zelf afbreken of vernietigen) – is een vorm van negentropie: het tegenhouden van het uiteenvallen in losse processen (individuele levens) of de verstoring van de processen die voor instandhouding zorgen. In dit licht bezien is de maatschappij, een geordende en bestendige maatschappij, eerder zelf een uitzonderingstoestand in de eeuwige vergankelijkheid van natuurlijke processen. Zelfs de aarde en het leven op de aarde is een uitzonderingstoestand. De maatschappij bestaat slechts sinds een relatief zeer korte tijdspanne, en allerlei tekenen wijzen erop dat ze ook ten onder kan gaan, met de mensen die haar hebben opgebouwd. De maatschappij is voor mensen onontbeerlijk om te kunnen overleven: biologisch gezien is de mensheid gedoemd om snel uit te sterven. Gezien vanuit de natuur als normale toestand is de maatschappij zelf, wat wij het normale leven noemen, dus de uitzonderingstoestand, en dat wat we nu meemaken maakt veeleer de normale natuurlijke toestand zichtbaar die we zo graag aan het zicht onttrekken.