Zorgwekkend aan de opkomst van ‘de nieuwe puriteinen’ is niet de morele verontwaardiging over opdringerig of grensoverschrijdend gedrag van anderen, maar de wijze waarop instellingen daarmee omgaan.[1] Eigenrichting zet zich om in uitsluiting en ontslag van mensen die verdacht zijn gemaakt zonder enige vorm van wederkerigheid of het volgen van rechtsregels en rechtsbeginselen. De morele verontwaardiging is begrijpelijk wanneer men strenge maatstaven aanlegt voor de omgang tussen mensen, waarin een grens is vastgelegd die bepaalt hoe men de persoonlijke en gevoelsmatige ruimte van een ander mens mag binnendringen, en vooral bepaalt wat niet mag. Het probleem van het nieuwe puritanisme is de dwang die ervan uitgaat op de samenleving als geheel: deze geraakt in paniek en van daaruit in een kramp. De morele verontwaardiging is geen onderwerp van een publiek debat; er is geen openlijke onenigheid over de vraag waar de grens ligt. Deze verontwaardiging ondermijnt een liberale en democratische rechtsstaat, die steunt op een openbare behandeling van onenigheid. Het lijkt erop alsof er een gezamenlijk geweten is ontstaan waarin een vanzelfsprekende maatgevende orde zich uit die zegt wat een veilige omgeving inhoudt.
De waarheid is dat de omslag zich razendsnel voltrekt, zonder dat er al te veel wordt nagedacht – en met slachtoffers tot gevolg die niet op hun laakbaar gedrag alleen worden aangesproken, maar als persoon worden verdoemd. Een misstap kan fataal zijn en treft de hele persoon – kenmerkend voor wat men een heksenjacht noemt. De maatgevende orde als zodanig is niet het probleem, maar de wijze waarop deze gestalte krijgt in de maatschappij: intolerantie neemt toe, wat betekent dat een morele regel meedogenloos wordt toegepast en zich ontpopt als een cultuur van zuivering. We zien rituelen ontstaan van openbare boetedoening, schuldbekentenissen, stigmatisering en uitsluiting, die Applebaum doen denken aan de puriteinse gemeenschappen in de Verenigde Staten van Amerika zoals beschreven in The scarlet letter van Nathaniel Hawthorne.
Er lijkt echter ook een groot verschil te bestaan. De grensoverschrijding waarover het hier gaat kan alleen als zodanig ervaren worden door degenen wier grens is overschreden. De morele maatstaf ondergaat een subjectivistische en emotionele wending die de onschendbaarheid van mensen tot een zelf onbeperkte waarde maakt. Dat betekent dat, vergeleken met de bestaande rechtsorde (die al een eind in deze richting is opgeschoven), het onderscheid tussen dader en slachtoffer wordt uitgebreid en tot een radicale dichotomie omgevormd. De dader is degene die een grens overschrijdt die door een ander is gesteld die daardoor slachtoffer wordt. Aangezien de laatste tot maatstaf is verheven, kan men verwachten dat de meest gevoelige mensen de norm gaan bepalen. Het verdragen van andere mensen, die voor onbehagen kunnen zorgen, is niet langer een deugd, evenmin als het vermogen de eigen grenzen aan andere mensen duidelijk te maken zolang dat nog zin heeft.
Een gemeenschap van redelijke wezens, van mensen die handelingsbekwaam zijn, die weloverwogen en met achting voor anderen in het menselijk verkeer handelen, is uiteraard een moeilijk bereikbare toestand. Het puritanisme straft mensen voor hun onredelijkheid, terwijl de meeste mensen – de daders en de slachtoffers – niet bij machte zijn zich redelijk te gedragen. De meeste mensen weten niet goed wat ze willen, staan niet met volle bewustzijn in het leven, denken dat ze van alles moeten (wat ze diep van binnen niet willen) enzovoort. Het klassieke liberale strafrecht rekent mensen alleen aan wat ze anderen door dwang, dreiging of geweld aandoen – wat uiteraard niemand wil. In de onderhavige gevallen gaat het echter doorgaans om vormen van verleiding en misleiding die alleen werken bij mensen die niet volledig redelijk en handelingsbekwaam zijn.
Wanneer een maatschappij niet langer inzet op het versterken van de deugden van burgers, maar om het bestraffen, wegnemen of voorkomen van onbehagen en gevoelens van onveiligheid, dan betreden we een maatschappij waarin vrijheid en verantwoordelijkheid niet meer leidend zijn. Deze maatschappij laat zich niet langer bepalen door de regels van de rechtszaal of de beginselen van de Verlichting, “maar door de algoritmen van de sociale media, die woede en gevoelens bevorderen, en door de economie van de likes en shares, die mensen in staat stelt verontwaardiging te ervaren – en overeenkomstig te handelen”. Ieder mens die ergernis opwekt loopt het gevaar als zondebok te worden aangewezen. We zien in de maatschappij een duidelijke omslag: werden voorheen dit soort gevallen in de doofpot gestopt om reputatieschade te voorkomen, nu worden deze gevallen keihard aangepakt om dezelfde reden. In Nederland is gelukkig ook nog wat bestuurlijke wijsheid te vinden, volgens welke aan alle partijen recht wordt gedaan.
Een maatschappij die geen vrijheid meer toelaat omdat een maatgevende orde onverbiddelijk in alle domeinen doordringt, verliest ook – aldus een oude en beproefd liberaal argument – het vermogen over zichzelf na te denken en te oordelen. Dat geldt voor de academische wereld waarin de ruimte zou moeten bestaan de maatgevende orde als vrije kwestie te behandelen, maar ook en wellicht vooral voor de kunst. De kunst speelt een belangrijke rol in het vermogen van een samenleving naar zichzelf te kijken, beelden en woorden te vinden voor de problemen waarmee mensen worstelen. Wie de kunst onderwerpt aan een maatgevende orde, vernietigt haar.[2] Het vermogen van een maatschappij tot innerlijke verscheidenheid is afhankelijk van welvaart, vrije tijd en de ruimte voor zelfverwerkelijking; komen deze laatste onder druk te staan, dan kan een maatschappij terugvallen in meer dictatoriale vormen. Het inzetten van moraal als maatgevende orde voor een maatschappij is een terugval in voormoderne maatschappelijke ordeningen. Dit kan voortkomen uit het vermoeden dat functionele differentiatie en de werking van zelfordening niet langer een bestendige maatschappelijke omgeving opleveren. De puriteinse voorstelling is dat in deze ogenschijnlijk functioneel gedifferentieerde maatschappij een kwaad huist dat daar veeleer goed gedijt en alleen met drastische maatregelen aangepakt kan worden. De moderne maatschappelijke ordeningen bieden immers ruimte voor mensen hun functionele handelen een persoonlijke invulling te geven, waardoor vooroordelen of discriminerende voorkeuren een kans krijgen, en misbruik van bevoegdheden op de loer ligt. Dat verklaart dat de morele strijd zich op personen richt, en dat bovenal domeinen waar de persoonlijke invulling (en dus de eigen vrijheid in de uitoefening van een taak) een grote rol speelt bijzonder getroffen en bedreigd worden.
Noten
[1] Anne Applebaum, ‘The new puritans’, The Atlantic, Oktober 2021; ook in Lettre International 135, winter 2021.
[2] Harry Lehmann, ‘Kunst, Freiheit, Moral. Wie es zu Autonomieverlusten in liberalen Demokratien kommt’, in Lettre International 135, winter 2021.