Het begrip res mixta (of persona mixta) wekt de indruk dat er een zaak (of persoon) is die vermengd is geraakt met iets anders, of behalve zichzelf ook nog een rol of betekenis heeft in het licht van iets anders dan zichzelf. Op deze wijze is de filosofie gekomen met het idee van het ‘ding op zich’ of ‘het zijnde als zijnde’. Waarschijnlijker is dat mensen op het verschijnsel zijn gestoten dat de wereld niet voor iedereen hetzelfde is of op dezelfde manier beschreven wordt. Mensen verschillen van mening over de dingen in de wereld, hun rol en betekenis. Dat roept de vraag op wat de betreffende zaak nu werkelijk of eigenlijk is – de vraag naar de waarheid. Dat verlost ons echter niet van de idee van de res mixta want ook een ware beschrijving van de wereld ziet de dingen in het licht van een ‘theorie’.
Het begrip enscenering biedt uitkomst (en vervangt vele vergelijkbare begrippen zoals ideologie, wereldbeschouwing, paradigma, vertoog) omdat ze niet alleen wijst op een interpretatie oftewel een gekleurde beschrijving van de wereld, maar ook op een voor de praktijk betekenisvol en voor een gemeenschap van mensen richtinggevend script – de aanwijzingen voor menselijk handelen en optreden in de wereld. Ze vervangt in zeker zin ook het begrip van sociale systemen, dat wil zeggen: kaders voor communicatie die de code vastleggen voor de zaken waarover gesproken of gehandeld wordt. Het stukje van de aardbol dat ik ‘mijn tuin’ noem is een enscenering van eigendom, van juridische en mogelijk economische codes. Het is echter ook een stuk van ‘de natuur’ die zich niets van grenzen aantrekt. Of in de termen van Searle (The construction of social reality): een afspraak die mensen maken over de betekenis of rol die bepaalde dingen hebben. Searle houdt echter tegelijk vast aan een ware beschrijving van de dingen door de natuurwetenschap.
Een bijzonder geval is de theologische (vooral in de christelijke denkwereld ontwikkelde) vorm van de res mixta: een zaak die in en van deze wereld is en tegelijk een zaak die verwijst naar of een belichaming is van wat niet van deze wereld is, een zaak die zowel immanent als transcendent is, een terugkeer aan deze zijde wat door deze zijde aan gene zijde was geplaatst. Het is een manier om in deze wereld een rangorde in te stellen om een einde te maken aan onenigheid: om asymmetrie in te stellen waar symmetrie dreigt, verticaliteit te bereiken waar horizontaliteit verschijnt. Moderniteit betekent vooral een verandering van strategie in de benadering van onenigheid: niet een rangorde instellen onder verwijzing naar een openbaring vanuit een hogere wereld, een bericht van degene die alwetend is en de mensheid kan verlossen van onzekerheid en twist, maar naar de zaken zelf gaan om te ontdekken wat ze werkelijk zijn – de mens als waarnemend, onderzoekend, proeven nemend wezen die de waarheid boven tafel krijgt.
Bovendien wordt op vele punten de vraag naar een beslissing over de enscenering gegeven onenigheid niet meer aan een gezaghebbende bron overgelaten, maar aan de enkeling zelf. Een maatschappij moet beslissen welke zaken wel en welke niet in aanmerking komen voor publieke vastlegging. Slaagt zij daar niet in dan ontstaat een anarchistische strijd tussen wereldbeelden. Ook dit tijdperk lijkt voorbij in de informatiemaatschappij waar de beslissende vraag beantwoord wordt met de aantallen volgers op Twitter, een nieuwe gedaante van een samenleving die steunt op geruchten. Het scepticisme en agnosticisme is de houding die het beste weergeeft dat het probleem van de onwetendheid, het ontbreken van een overtuigend antwoord op de vraag wie gelijk heeft in geval van onenigheid, het beste erkend kan worden, en pragmatisch opgelost door het vastleggen van een bevoegd gezag. Het verlangen naar zekerheid bij mensen is echter groot: ze willen geen theater, maar het ‘echte leven’ en vatten daarom een drogbeeld als werkelijkheid op.[1] Ten slotte wordt in toenemende mate geloochend dat het om een beslissing gaat: neutralisering wil zeggen dat een beslissing wordt ontlopen door de alternatieven zo mogelijk naast elkaar te laten bestaan. De intolerantie die voortvloeit uit de noodzaak wat waarheid is te verdedigen tegen ondermijning van het geloof daarin, slaat om in tolerantie van niet als bedreiging waargenomen afwijkingen, en uiteindelijk in vrijheid die onverschillig staat tegenover een ‘laatste oordeel’ (ieder zijn of haar ‘waarheid’).
Het onderscheid tussen immanentie en transcendentie dient het overeind houden van de idee dat er wel een ‘laatste oordeel’ en een ‘waarheid’ bestaat, maar dat wij mensen nog niet in staat zijn deze te achterhalen. Het opheffen van het onderscheid tussen immanentie en transcendentie betekent het problematisch worden van de waarheid – een reden om te vermoeden dat Spinoza niet consequent is geweest. Een enscenering is, voor zover ze een praktisch oogmerk heeft, altijd ook enscenering van heil (en onheil), van goed en kwaad, van voor- en tegenspoed. Ook wat dit betreft is de moderniteit niet een afscheid van enscenering van heil, maar een andere strategie die de wereld ontdekt als mogelijkheidsvoorwaarde van welzijn en vooruitgang. Verwachtingen steunen voortaan op redelijke en wetenschappelijk onderbouwde overwegingen. En, zoals in veel kritische geluiden over de moderniteit weerklinkt, ook het karakter van het heil verandert: van geestelijke verlossing naar lichamelijk welzijn of zelfs aardse welvaart.
Noot
[1] De cultische of rituele samenlevingen uit het verleden zouden wel eens minder ‘primitief’ of ‘bijgelovig’ kunnen zijn geweest, en veel minder hardnekkig op het onderscheid tussen theater en werkelijkheid, tussen spel en ernst, hebben gehamerd: Günther Anders, De vooroudermoord, Uitgeverij Vleugels, Bleiswijk 2019, blzn.57-63 (Aanhangsel IV).