Filosofie en (ont)mythologisering

Het is een oud verhaal: de filosofie heeft door de invoering van een nieuw taalspel – de rede of de logos – proberen te ontsnappen aan de ijzeren greep van de gemeenschap stichtende verhalen (mythos). De philosophoi of physiologoi (degenen die wijsheid begeren of die over de natuur der dingen spreken) nemen afstand van de theologoi of de mythologoi (degenen die over de goden spreken of verhalen vertellen). Vandaag de dag is het gemeengoed geworden om de wijsbegeerte als een verhaal apart te beschouwen, dat wil zeggen als één van de manieren waarop men het (menselijk) leven tot spreken kan brengen. Men kan ontsnappen aan bepaalde verhalen, maar niet aan de invoeging van het eigen leven in een samenhang die al verhalend geschapen is.
Men kan zoals Jean-Jacques Rousseau ‘terug naar de natuur’ gaan door uit de wereld van de gemeenschap of beschaving stichtende verhalen te treden en ergens op een kleine plekje van de aardbol te gaan wandelen, verzonken in hoogst persoonlijk gepeins. Op dat plekje lijkt men een mens die alleen is met de natuurlijke omgeving – we weten allemaal dat Rousseau er het verhaal van ‘de overpeinzingen van een eenzame wandelaar’ van maakte. De wandeling is de lichamelijke grond voor een zelfenscenering die vervolgens de menselijke wereld binnentreedt om daar het narcistische tijdperk te openen.
Wat is het soort taalspel waarmee de wijsbegeerte vandaag de markt op kan? En wat kan de wijsbegeerte daar betekenen? Heeft de moderne wereld aan de wijsbegeerte nog wel een ruimte gelaten waarin zij zinvol kan optreden? De moderne wereld is, zoals bekend, de poging om de ontmythologisering niet te beperken tot de kleine kring van goede lezers en luisteraars, die – zoals Leo Strauss heeft betoogd – zorgvuldig probeerden de exoterische gemeenschap stichtende verhalen te behoeden voor de ondermijnende werking van het esoterische betoog van de wijsbegeerte. De moderne wereld is het ‘uit de kast komen’ van de wijsbegeerte die als Verlichting de mensheid wilde veroveren en bevrijden – om vervolgens zelf tot mythe te worden.
Het gebaar van Rousseau – even afgezien van de zelfvertoning die ermee gepaard gaat – biedt echter wel de mogelijkheid om de verhalen en zelfensceneringen van de mensheid van buitenaf te beschouwen. Dat kan alleen – en dat lijkt mij de kern van het gebaar van Rousseau – wanneer men niet een grote behoefte heeft om deel te hebben aan een of ander gezamenlijk theater, wanneer men zonder min of meer omschreven rol kan leven, wanneer het leven niet betekenisloos wordt als het geen plaats heeft verworven in een grotere samenhang. Dat is het punt dat Rousseau opzocht: de ontklede mens, de mens zonder verhaal – behalve dat van zijn naaktheid: het onbevangen rondwandelen in de natuur en daar ervaringen opdoen die het eigen welzijn op het oog hebben. Strauss heeft terecht vastgesteld dat dit niet de primitieve, oorspronkelijke mens was maar de bij uitstek moderne mens: de volledig maakbare mens, de mens die elke rol kan spelen die men voor hem kan bedenken.
Er lijkt een bepaalde terugkeer van de moderne mens naar het nomadische oer-bestaan van de mens te zijn. De nomadische mens beweegt zich over de aardbol op zoek naar voedsel. De agrarische mens vestigt zich op de aardbol om daar in zijn bestaan te voorzien (oikos). De stedelijke mens sticht een gemeenschap steunend op arbeidsdeling en burgerschap. De agrarische en stedelijke mens zijn voor een belangrijk deel zelfvoorzienend – en in onderling verband levend. De moderne mens leeft te midden van een grootschalig bebouwd, ingericht en geordend geheel van maatschappelijke systemen – en moet daar opnieuw een weg vinden (een eenzame wandelaar met zijn overpeinzingen). Arbeidsdeling is hier geheel bepaald door de systemen zelf: de operaties die nodig zijn om ze te laten functioneren. Burgerschap en het toebehoren aan een politieke gemeenschap, evenals de binding aan een plaats, lijken overbodig te worden. Dit is de grond van het moderne nihilisme dat vooral een vernietiging van het publieke leven inhoudt.
De nihilistische kern van de moderne wereld is deze denkbeeldige mens die zijn eigen rol in het leven voor het uitzoeken heeft – denkbeeldig, want het is zelf een prachtig verhaal van de mens die zijn eigen leven bepaalt (‘robinsonades’ zoals Karl Marx deze verhalen omschreef). De klassieke wijsgerige denkfiguur – afstand nemen van het gemeenschap stichtende verhaal om er een verbeterd verhaal voor in de plaats te stellen dat echter behoedzaam moet worden afgeschermd van jaloerse blikken – heeft hiermee plaatsgemaakt voor een nieuwe denkfiguur: de ontsnapping aan het gemeenschap stichtende verhaal om er een eigen verhaal voor in de plaats te stellen en zo een omgeving van verhalen te scheppen waar ieder mens uit kan putten (of niet). Dat sluit aan bij de daaraan evenwijdig lopende ontwikkeling van maatschappelijke beweeglijkheid die maakt dat ieder mens een eigen weg zoekt in de maatschappelijke ordeningen die de omgeving vormen. De nihilistische kern is: ont-binding. De meeste mensen zijn echter hopeloos verloren zonder draaiboek, rolpatroon en regisseur – en binden zich al snel aan de vereisten van (meestal niet al te veeleisende) ensceneringen – het liefst in groepsverband of zelfs op grootschalig en massaal vlak.