3 | De soevereiniteitsleer: summa potestas

De inzet van Spinoza’s politieke verhandeling is niet de soeverei­niteit van de staat zelf. De soevereiniteitsleer, oftewel de leer van de hoogste macht, verschijnt in het licht van een ander oogmerk. Spinoza wil in zijn betoog immers naar voren brengen, dat het behoud van de staat en het recht van de hoogste macht niet in strijd behoeft te komen met het recht van de enk­eling om in vrijheid te denken en te spreken. Ja, deze vrijheid – mits ze ten goede komt aan filosofie en wetenschap – is zelfs zeer nuttig voor de staat. Gebruiken we de termen die het onderwerp van deze studie zijn, dan moeten we zeggen dat de summa potestas niet strijdig is met de potentia cogitandi van de mens. Deze potentia kan het behoud van de summa potestas slechts bevorderen.
De opbouw van dit hoofdstuk volgt de drie thema’s die Spino­za’s in het tweede deel van de Tractatus theologico-politicus aan de orde stelt: de leer van de hoogste macht, de weerleg­ging van de vooroordelen van de theologen over het recht van de hoogste macht en het plei­dooi voor de vrije beoefening van filosofie en wetenschap.[1] Spinoza had zich kunnen beper­ken tot een uiteenzet­ting over staat, overheid en vrijheid, dat wil zeggen tot het eerste en laatste thema. In zijn verhandeling bewandelt hij echter een lange omweg: de bespreking van de geschiedenis van de He­breeuwse staat en de lering die daaruit getrokken kan worden. Deze polemiek tegen de voorstanders van een theocratie zal ik onderzoeken in relatie tot wat Spi­noza over de andere twee thema’s zegt. Kern van mijn verhaal is het verschil tussen de behan­deling van de godsdienst in de staat én van de filosofie en wetenschap. De eerste wordt be­perkt, de laatste worden vrij gelaten. Deze ‘discriminerende’ benadering is niet in overeen­stemming met de leer van de hoogste macht. Op het vlak van het gebruik van de termen potentia en potestas zal deze inconsistentie blijken. Voorafgaande aan de behandeling van de drie genoemde thema’s zal ik een kort overzicht geven van de geschiedenis van het begrip ‘(summa) potestas’.

Noot

[1] Deze drie thema’s komen achtereenvolgens terug in TTP 16‑17, TTP 17‑19 en TTP 20. Het tweede deel vormt een lange uitweiding die tot op zekere hoogte het doorlopende verhaal over het natuurlijk recht van de enkeling (van TTP 16 naar TTP 20) doorbreekt.