1.1 Het theologisch-politieke vraagstuk bij Spinoza

Deze eerste afdeling van teksten in de studie over Spinoza verkent bovenal de wijze waarop Spinoza theologie of godsdienst in verband brengt met politiek orde en wijsbegeerte – het onderscheid maar ook de raakvlakken of overlappingen. Ook zal het onderzoek zich richten op verborgen verbanden waarin wat door Spinoza in woorden onderscheiden is toch vermengd raakt of gelijkenis vertoont. Er lopen dan allerlei dwarsverbanden tussen de teksten in deze afdeling en die in het tweede deel over onderscheidingen en het derde deel over geestelijke en wereldlijke macht (en de geschiedenis van het theologisch-politieke vraagstuk of de politieke theologie). Voorlopig zal deze afdeling uit losse teksten bestaan die in de loop van mijn onderzoek zijn geschreven, maar ik hoop dat geleidelijk aan een vollediger beeld ontstaat en daarmee een meer samenhangend hoofdstuk. De inzet van deze afdeling en uiteindelijk dit hoofdstuk is de vraag of Spinoza’s denkbeweging uitloopt op een wijsgerige verhandeling over politiek (waaruit het woord ‘theologisch’ is verwijderd) en een opvatting van ethiek die zich losmaakt van de godsdienstige en theologische overlevering (een ethiek van het menselijk verlangen in deze wereld), of als geheel slechts kan worden begrepen als een onderdeel van een grotere denkbeweging van de worsteling van de mensheid met het theologisch-politiek vraagstuk – het vraagstuk over de problematische grondslag van politieke gemeenschap die zowel menselijk als bovenmenselijk is, zowel immanent als transcendent. Vooralsnog neig ik naar het laatste antwoord omdat Spinoza zelf zich invoegt in de wijsgerige vraag naar de ware natuur van God, een godsdienstkritische denkbeweging die de verbinding met godsdienst niet verbreekt. Maar het andere antwoord blijft een uitdaging aangezien we inmiddels leven in een wereld, of beter een geestelijke toestand, waarin het menselijk leven zich van alle godsdienstige overlevering heeft bevrijd of in ieder geval lijkt te hebben bevrijd. Dan kan men het grootste deel van de Tractatus theologico-politicus en van de Ethica nog als historisch document lezen, maar is de betekenis ervan voor een zelfbeschrijving van de nu levende mensheid verdwenen. Dat kan men alleen vermijden wanneer men ervan uitgaat dat de mensheid zich altijd dezelfde vragen heeft gesteld, maar antwoorden met verschillende onderscheidingen met onderscheiden betekenissen heeft voorgesteld. Misschien is het idee van een mensheid die zich van haar geschiedenis, haar verleden, haar herkomst heeft verlost (en eindelijk het licht heeft gezien na al die eeuwen van dwalingen) toch alleen als voortzetting van (godsdienstige) heilsverwachtingen met andere middelen of woorden te begrijpen.[1] Laten we daarom Spinoza (her)lezen vanuit de onbeslistheid van het theologisch-politieke vraagstuk.[2]

Noten

[1] René Fülöp-Miller, Führer, Schwärmer und Rebellen. Die grossen Wünschträume der Menschheit, Verlag F. Bruckmann AG, München 1934.

[2] Dan sluit ik aan bij Niklas Luhmann, Die Religion der Gesellschaft, herausgegeben von André Kieserling ed., Surhkamp, Frankfurt a/M 2000, blz.93: “In dem Maße, als die Differenz von Immanenz und Transzendenz als Form der Religion sichtbar wird, ergeben sich Zuordnungsprobleme. Das gilt für jede Code. Denn die binäre Struktur besagt noch nicht, welcher Wert, der positive oder der negative, im Einzelfall in Betracht kommt. Der Sinn der Codierung liegt ja gerade darin, diese Entscheidung offenzuhalten.”