Intensivering van het genderonderscheid

Een duidelijk voorbeeld van een verscherping van een onderscheid is het verzet tegen elke vorm van grensoverschrijding wat betreft geslacht of sekse. Dit verzet heeft een merkwaardige naam gekregen: ‘antigenderbeweging’.[1] Deze benaming is vreemd omdat ‘gender’ juist niet staat voor het biologische geslacht en niet allereerst verwijst naar de voortplanting, maar naar culturele verschillen of onderscheidingen die gekoppeld zijn aan het basale onderscheid tussen man en vrouw. De genoemde ‘beweging’ lijkt de koppeling tussen sekse en gender juist te willen behouden – dus waarom ‘antigender’? Het symbolische gebruik van ‘mannelijk’ en ‘vrouwelijk’ is heel oud, en het is pas door een (post)moderne cultuurfilosofie geproblematiseerd. De manier waarop mensen geslachtsverschillen waarnemen en in hun handelen vertalen is een ‘sociale constructie’, en kan dus ook veranderen of verdwijnen. Mensen hebben niettemin de lichamen die ze bij geboorte hebben gekregen, en deze lichamen zijn ook niet altijd duidelijk en op dezelfde wijze geslachtelijk gevormd. De culturele omgeving bepaalt, meer of minder dwingend, wat de betekenis en de gevolgen daarvan zijn. Wat kan ‘antigenderbeweging’ dan betekenen? Allereerst lijkt het vooral te gaan op een verscherpte nadruk op sekse en heteroseksualiteit in biologische zin.
Het beginsel van het scherpe onderscheid is: er zijn mannen en vrouwen, zij hebben verschillende rollen in de voortplanting, en uit deze rollen vloeien allerlei maatschappelijke en culturele verschillen voort.[2] De kern is echter dat het onderscheid tussen mannen en vrouwen gekoppeld aan seksualiteit strikt gehandhaafd moet worden. Dat betekent dat er een taboe rust op seksueel verkeer tussen mensen van hetzelfde geslacht, verandering van sekse, biseksualiteit of non-binaire identiteit. In al deze gevallen is sprake van grensoverschrijding, het niet strikt handhaven van het onderscheid door verwisseling of vermenging van de beide kanten ervan. Vooral het verschijnsel van transgender krijgt bijzondere aandacht. Ook dit is een vreemd begrip, aangezien het doorgaans gaat om een botsing tussen lichamelijke geslachtskenmerken, een cultureel bepaald zelfbeeld en de eisen die een culturele omgeving stelt. De aanpassing van het lichaam aan dit zelfbeeld of aan deze eisen is een twijfelachtig antwoord, alhoewel dit van geval tot geval moet worden bekeken. Een volledige loskoppeling van geslachtelijke kenmerken en culturele identiteit zou wellicht gemakkelijker tot aanvaarding van het eigen lichaam kunnen leiden. Hetzelfde geldt voor de culturele vormgeving van het uiterlijk, zoals opmaak en kleding: de loskoppeling maakt uiterlijk tot een vrije kwestie. In een (post)moderne maatschappij is het immers zonder belang welk geslacht er mogelijk achter een uiterlijk schuil gaat. Het is de koppeling die voor een schok zorgt in het geval van ‘verwisseling’.
Het verzet beroept zich vooral op het idee van ‘de heilige familie’: man, vrouw en kinderen – familiewaarden gekoppeld aan het krijgen en opvoeden van kinderen met ouders van verschillend geslacht, de vader en de moeder. De postmoderne maatschappij in de zin van Kondylis leidt ertoe dat mensen allereerst als wezens worden beschouwd die alleen een functionele betekenis hebben voor de maatschappelijke ordeningen en praktijken. Mensen worden zo in hun maatschappelijke status, of beter: functie, losgekoppeld van hun seksuele leven of het ontbreken daarvan, en zullen omgekeerd gaan eisen dat hun seksuele identiteit geen rol mag spelen in hun maatschappelijke leven. Die eisen zijn in de westerse maatschappijen sinds de jaren zestig in toenemende mate ingewilligd, zij het langzaam en moeizaam. Er is daarom ook een verband tussen deze ‘antigenderbeweging’ en de kritiek op de postmoderne maatschappij, die volgens deze critici elke koppeling of binding tussen het persoonlijke leven van mensen en hun maatschappelijk handelen teniet doet – en dus vernietigend is voor allerlei culturele of godsdienstige gemeenschapsverbanden. Dat heet dan ‘subjectieve rechten’, autonomie en ‘vrije keuze’.
Het ‘postliberalisme’ is vooral een verzet tegen deze algehele ontbinding, die verankerd ligt in het verbod op discriminatie of ongelijke behandeling. Deze ontbinding wordt gelezen als een ontkrachting van traditionele cultuur en gemeenschapswaarden. De (post)moderne maatschappij eist van mensen nog slechts functioneel gedrag, wat overigens tot een als maar toenemende hoeveelheid regels en kaders leidt – en dus allerminst tot losbandigheid. Deze algehele maatschappelijke ontwikkeling wordt nu bovenal symbolisch samengevat als bedreiging van een heteroseksuele maatgevende orde. Dat roept kennelijk heftige gevoelens op die zich gewelddadig kunnen uiten, of tenminste kunnen leiden tot dwingelandij jegens afwijkelingen. Het lijkt erop alsof heteroseksualiteit voor veel mensen een belangrijk houvast is, zodat het de vorm van een heiligdom krijgt, waarbij heiligschennis als misdaad wordt behandeld.
Niettemin leidt voortschrijdende modernisering van de maatschappij en bijvoorbeeld toegenomen welvaart tot het loslaten van een heteroseksuele maatgevende orde, omdat deze simpelweg haar functionele betekenis verliest, ook al blijft deze maatgevende orde als meer of minder sterke echo hangen in de vooroordelen van mensen. Men kan vermoeden dat de heteroseksuele norm meer hoort bij een agrarische maatschappij, waar de taken van mannen en vrouwen verschillend moeten zijn, en bovendien meer kinderen geboren moeten worden om de bevolking en het nageslacht op peil te houden. De moderne maatschappij investeert in de kwaliteit van individuen en kan met minder kinderen volstaan aangezien de levensverwachting beter is. De strijd rond de modernisering van de maatschappij, een strijd tussen twee wereldbeelden, mede voortkomend uit het feit dat grote groepen mensen geen aansluiting kunnen vinden of uitgesloten worden, zal zo symbolisch verbonden zijn met het al of niet erkennen van de rechten voor afwijking van de heteroseksuele maatgevende orde, die nog voor de meerderheid van de mensen geldt – voor of tegen liberalisering van seksualiteit en ‘gender’.
Deze liberalisering is dan ook door de Italiaanse regeringsleider Giorgia Meloni aangeduid als ‘genderideologie’, wat wijst op dezelfde onhelderheid over het begrip ‘gender’: “Ja tegen de natuurlijke familie, nee tegen de genderideologie.” Strikt genomen zou dat moeten betekenen dat het verwerpelijk is culturele gevolgen te verbinden aan natuurlijke onderscheidingen. Wie ‘de natuurlijke familie’ tot heiligdom verheft, en maatschappelijk en cultureel maatgevend, voert het begrip ‘gender’ in. Wat Meloni verbiedt is de maatschappelijke erkenning van een geslachtelijke rol die geen biologische grond heeft. Mensen die niet zelf een kind hebben voortgebracht, kunnen geen ouders genoemd worden. Dat zou echter ook moeten betekenen dat vaders van ‘onechte’ kinderen niet als vaders mogen gelden. Vader is alleen degene die het kind verwekt heeft, moeder alleen degene die het kind gebaard heeft. Symbolisch gebruik of juridische status van de termen als ‘vader’ en ‘moeder’ zijn dan uitgesloten. De ‘genderideologie’ wijst dan op dit symbolische gebruik van de termen en de eis van juridische erkenning daarvan.
De strijd gaat ook over de vraag of een veelvormige biologische, lichamelijke en psychologische werkelijkheid, de diversiteit aan geslachtelijke kenmerken, seksuele verlangens en zelfbeelden, eenvoudig als bonte verzameling feiten erkend moet worden, of dat hier nog een maatgevende, bijvoorbeeld een ‘natuurlijke’ of ‘door God gegeven’, orde geldt die onderscheidend en dus in- en uitsluitend werkt. Wat pedofilie betreft is dat duidelijk, alhoewel men hier ook genuanceerd kan zijn, evenals wat betreft de rol van geweld, dwang, verleiding en misbruik in het seksuele verkeer, hetgeen ook niet altijd even duidelijk is. Maar in deze laatste voorbeelden gaat het niet om geslachtelijke onderscheidingen, maar om verschillen in leeftijd, lichaamskracht of verwachtingen ongeacht geslachts- of genderverschillen. De laatste onderscheidingen hebben nog wel een functionele betekenis in de moderne maatschappij.

Noten

[1] Blijkens artikelen van Menno Sedee (‘Lhbti’ers vaker geconfronteerd met geweld en discriminatie’) in NRC, 6 juni 2023, blzn.6-7, en van Mandula van den Berg en Menno Sedee (‘De ‘antigenderbeweging’ klinkt steeds luider en steeds feller’) in NRC, 12 juni 2023, blzn.10-11.

[2] Citaat uit het NRC-artikel van 12 juni: “Het verzet tegen ‘genderideologie’ en ‘regenbooglobby’ dan wel ‘lhbti-propaganda’ komt uit zowel religieuze als neoconservatieve hoek, ziet Niels Spiering, universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit, die onderzoek doet naar onder meer de publieke opinie over lhbti-kwesties. ‘Neoconservatief betekent grofweg terug willen naar een duidelijke en traditionele taakverdeling tussen mannen en vrouwen.’ Met ‘genderideologie’ bedoelen deze groepen het gedachtengoed waarin die duidelijke man-vrouwcategorieën zijn losgelaten.”