Politiek en religie: wat is het probleem?

Het vraagstuk ‘politiek en religie’ kan men op twee manieren benaderen: als voorwerp van onderzoek en als aanduiding van een actueel probleem. Met het eerste zal ik u niet al te veel vermoeien, alhoewel het wat mij betreft het meest boeiend is. Men kan een ‘politieke geschiedenis van de religie’ schrijven (zoals Marcel Gauchet heeft gedaan), maar ook een ‘religieuze geschiedenis van de politiek’. Historisch gezien zijn politiek en religie zo verweven, dat ze moeilijk strikt te scheiden zijn. Ik noem als voorbeeld de charismatische leider – een figuur die iedere politieke partij nodig heeft. Zonder twijfel staat deze figuur in de traditie van de sacrale koning en het messianisme: reddende politiek, verbinding van politiek en heil. We hebben sinds Fortuyn en een beetje ook Wilders weer eens kennis kunnen maken met dit verschijnsel, maar eigenlijk droomt iedere politieke partij ervan dat een dergelijke politieke magnetiseur zal verschijnen die voor electorale aanhang en media-aandacht zorgt. Er valt vanuit historisch en antropologisch gezichtspunt veel te zeggen over de ‘politieke theologie’ in onze tijd. Ik kom daar straks nog wel even op terug..
Ik wil hier vooral iets zeggen over de vraag of vandaag de dag ‘politiek en religie’ een probleem is, een kwestie waar we ons mee bezig zouden moeten houden. Ik houd me al veel langer met dit onderwerp bezig, gewoon uit interesse, ook al ver vóór 2001 – en ik kan u zeggen dat voor die tijd nauwelijks iemand enig benul had waar dat over zou kunnen gaan. Ná 2001 was het ineens een onderwerp waar iedereen ineens verstand van leek te hebben. Mijn stelling is nu dat ook in de afgelopen kleine tien jaar nauwelijks iemand benul had waar dat over ging. Mijns inziens is ‘politiek en religie’ – behalve zoals gezegd een uiterst boeiend onderwerp van onderzoek – op geen enkele manier een probleem, zoals de ecologische crisis een probleem is, of de kredietcrisis, of voor mijn part de vergrijzing. Er is een probleem van gemaakt – dat wil zeggen: het is een puur imaginair probleem. Nu zijn wel vaker in de geschiedenis imaginaire problemen aanleiding geweest voor politieke verwikkelingen en bloedige oorlogen, maar in zogenaamde verlichte tijden zouden we toch beter moeten weten.
Waarom is er niet een probleem dat we met de aanduiding ‘politiek en religie’ kunnen omschrijven? Laten we met ‘de politiek’ beginnen. Politiek heeft zich uitgekristalliseerd tot een omvangrijk en ingewikkeld stelsel dat zich bezighoudt met het aanbieden van publieke diensten, waarvan het opstellen van gedragsregels wellicht de belangrijkste is.  Die diensten betalen we uit de opbrengst van belastingen, de volksvertegenwoordiging bepaalt doelen en middelen. Politieke partijen, in regering en parlement, stellen problemen vast en bedenken oplossingen. Politiek loopt doorgaans achter de feiten aan. Het duurt lang voordat een probleem als zodanig wordt erkend (behalve bij een acute crisis). Het gaat mij nu niet om de bijzonderheden of om een goede theorie van de politiek. Wanneer we het grofweg eens kunnen zijn met deze omschrijving van de politiek, dan lijkt mij de slotsom gerechtvaardigd dat dit alles niets met religie of godsdienst te maken heeft. Zelfs als regering en volksvertegenwoordiging zou menen dat het Nederlandse volk een staatsgodsdienst nodig heeft, dan nog zou de invoering daarvan niets anders dan politiek zijn. De staatsgodsdienst is dan één van de publieke diensten die de overheid aanbiedt. Volgens mij is op dit moment niemand van zins iets dergelijks in te voeren.
Omgekeerd kunnen we een omschrijving geven van godsdienst of religie. Dat is wat ingewikkelder omdat deze menselijke activiteit vele vormen en inhouden kent die moeilijk op één noemer te brengen zijn. In ieder geval hoort daar niet bij het vaststellen en oplossen van maatschappelijke problemen met behulp van belastinggeld dat met instemming van de burgers wordt uitgegeven. Wat religie ook mag zijn, geen politiek in bovenstaande zin. Mij is niet bekend dat ook maar één godsdienstige organisatie of vereniging of stroming plannen in die richting heeft. Politiek en religie zijn keurig gescheiden domeinen en op zodanige wijze maatschappelijk vorm gegeven dat van vermenging geen sprake kan zijn – laat staan van een probleem.
Mensen zijn natuurlijk niet keurig opgedeeld volgens deze scheidslijn. Mensen die in de politiek actief zijn kunnen zich ook tot godsdienst aangetrokken voelen of daar juist een afkeer van hebben. Omgekeerd kunnen mensen die een godsdienst aanhangen of beoefenen zich tot politiek aangetrokken voelen of daar juist een afkeer van hebben. Ook hier kan ik niet inzien dat er sprake is van een probleem. Ik zie bijvoorbeeld wel een probleem als een politicus of een ambtenaar tegelijk economisch actief is: dan spreken we snel van belangenverstrengeling. Maar daarover maken mensen zich niet druk op dezelfde manier als over het zogenaamde probleem van ‘politiek en religie’. Als nu een staatshoofd of kabinetlid tegelijk bisschop of dominee is, of omgekeerd een imam of rabbi in het parlement zitting neemt, beginnen sommige mensen misschien een probleem te ontwaren. Die gevallen doen zich echter niet voor – en in dit laatste geval zou ik eerlijk gezegd ook het probleem niet zien. Het zou pas vervelend worden als een Kamerlid preken gaat houden – alhoewel men zich ook hier kan afvragen of dat nu werkelijk zo veel zal verschillen van sommige van de gewone toespraken.
We raken hier een punt dat alles te maken heeft met het liberale karakter van de moderne maatschappijen die – volgens de Amerikaanse politiek filosoof van joodse huize Michael Walzer – gekenmerkt worden door een art of separation, de kunst om goede scheidslijnen te trekken. Liberalisme draait niet alleen om de vrijheid van individuen, die in wezen berust op de scheidslijn tussen publiek en privaat, maar ook om het beginsel van niet-inmenging in eigenstandige domeinen zoals wetenschap, godsdienst, markt enzovoort. We spreken van godsdienst- en gewetensvrijheid, academische vrijheid, de vrije markt enzovoort. Grondslag van het liberalisme (dat overigens ook in christelijke kringen is erkend) is de overtuiging dat volwassen mensen in beginsel in staat zijn hun eigen leven in goede banen te leiden en dat mensen die een bepaald vak uitoefenen in beginsel beter weten hoe dat moet dan anderen. Laat dus het persoonlijke leven aan mensen zelf over en wetenschappelijke, economische, godsdienstige en andere soorten activiteiten aan mensen die ter zake kundig zijn. Dat is de boodschap van het liberalisme (aldus Walzer). Er geldt dus een terughoudendheid wat betreft ingrepen in deze ‘vrije’ domeinen. Ik maak mij vandaag eerder zorgen over de grensoverschrijdende greep van economie en management op andere, voorheen ‘vrije’ domeinen, dan over een mogelijke spanning tussen politiek en religie.
Walzer brengt wat betreft deze scheidslijnen een belangrijk beginsel naar voren dat vooral geldt waar het de verhouding van de politiek tot andere domeinen betreft. Politiek is in zijn ogen een louter menselijke aangelegenheid waarin mensen, zoals gezegd, problemen aan de orde stellen en naar oplossingen zoeken. Dat betekent dat geen enkele scheidslijn voorafgaand aan de politieke strijd kan worden vastgelegd. Waar de scheidslijnen getrokken moeten worden – tussen publiek en privaat, tussen politiek en economie, tussen politiek en religie – moet in het politieke debat en in de politieke besluitvorming zelf bepaald worden. Zolang dat het geval is, is aan de liberale grondslag van een maatschappij voldaan. Wie meent dat voor eens en voor altijd bijvoorbeeld een beginsel van scheiding van staat en kerk is vastgelegd, onttrekt een kwestie aan het politieke debat tussen mensen en maakt er iets heiligs van.
Mijn indruk is dat de heftigheid van het debat over politiek en religie van de afgelopen jaren te maken heeft met een weinig liberale instelling, althans in de zin van Walzer. Men verdedigt oplossingen uit het verleden zonder zich af te vragen of de problemen nog wel hetzelfde zijn. De vorming van een staat die in godsdienstig opzicht neutraal is, heeft zin in een maatschappij die verscheurd wordt door godsdiensttwisten (strijd over de vraag wat de ware godsdienst is). Ik zie eerlijk gezegd geen strijd over de waarheid. Hetzelfde geldt voor het beginsel van scheiding van staat en kerk, dat vooral in Frankrijk beleden is, waar de Rooms Katholieke Kerk tot aan het einde van de achttiende eeuw verstrengeld was met de staat (priesters waren als stand in het parlement vertegenwoordigd), een binding die nog lange tijd gehandhaafd werd. Het is begrijpelijk dat andersgelovigen bevoordeling van één godsdienst door de staat verwerpen en dat een dergelijke bevoordeling ook moeilijk met een liberaal-democratische rechtsstaat verenigbaar is. Maar ook hier geldt dat ik geen enkel teken ontwaar dat één bepaalde godsdienst op het punt staat de macht te veroveren ten koste van andere.
Ik ben natuurlijk niet zo wereldvreemd om niet te weten dat het sleutelwoord achter de commotie rond politiek en religie ‘de Islam’ is. Maar ook hier denk ik dat de opwinding niets te maken heeft met het bestaan van een werkelijk probleem dat met politiek en religie van doen heeft, maar met een zekere paniekreactie op een gebeurtenis in 2001 (de aanslag op de Twin Towers in New York en het Pentagon op 11 september van dat jaar). Laat ik ook hier aangeven waarom ik denk dat alle drukte nergens om gaat – behalve om ego’s van mensen om wiens geestelijke gezondheid men zich ernstiger zorgen moet maken.

  1. Wie de wereld met nuchtere ogen bekijkt moet vaststellen dat de toestand vóór 2001 en die na 2001 niet zodanig verschilt, dat een koerswending in het politieke denken en in politieke strategie te rechtvaardigen is. De belangrijkste verandering is dat wat in gang is gezet door cynische politici die paniekgevoelens onder de bevolking hebben uitgebaat. Wat ik waarneem is bovenal paniek die veroorzaakt wordt doordat men kennelijk niet helemaal wakker was en door een gebeurtenis werd opgeschrikt. De wereld is even gevaarlijk als die altijd geweest is. Wat ik ook waarneem, is een zekere overspannenheid. Zoals iedereen weet leidt overspannenheid tot overgevoeligheid – mensen die op tilt slaan als ze een vrouw met een hoofddoekje zien. Het lijkt mij allemaal een teken van een zorgwekkende toestand van de geestelijke volksgezondheid – wat meer een probleem is dan ‘politiek en religie’.
  2. Een fraai voorbeeld van die paniek was de reactie op de moord op Theo van Gogh. Dat de moordenaar niet uit jaloezie, hebzucht, dronkenschap of andere gebruikelijke oorzaken heeft gehandeld, maar opzichtig met verwijzingen naar de Islam zijn daad rechtvaardigde, staat buiten kijf. Een interessante aanwijzing uiteraard voor de recherche, maar waarom werd hierover zo’n ophef gemaakt. Ik herinner mij dat de toenmalige minister Zalm onmiddellijk het woord politieke moord in zijn mond nam en over oorlog sprak – inmiddels weten we nog beter dat we zijn oordeelsvermogen met een korreltje zout moeten nemen. Maar men moet toch wel een behoorlijk gepamperd bestaan hebben geleid om de daad van een gek te verwarren met oorlog.
  3. Een van de opmerkelijke zaken in het zogenaamde debat over politiek en religie dat zich op de Islam heeft toegespitst, is dat het politici zijn geweest (die zich dan vaak op onze liberale beginselen beroepen) die afwijzende woorden spreken over godsdienst, terwijl de godsdienst waarover het gaat zich op geen enkele wijze politiek manifesteert. Moslims lijken beter te beseffen dat religie een privézaak is dan de politici die voortdurend roepen dat godsdienst een privézaak is. Het is niets dan warhoofdigheid, gekoppeld aan een gewiekst gebruik maken van sentimenten die onder de bevolking leven.

Ik wil niet ontkennen dat de grote groep mensen die voorafgaande regeringen zonder problemen of toekomstzorgen (en al helemaal zonder enige aandacht voor hun godsdienst) zich in Nederland hebben laten vestigen – met aanhang en wel – nog niet helemaal is opgenomen in de samenleving en dat zo’n proces (integratie genaamd) goed begeleid moet worden. Maar ook hier zien we als gevolg van de fixatie op het zogenaamde religieprobleem dat ‘integratie’ eenzijdig bij een bepaalde bevolkingsgroep wordt neergelegd, terwijl ook een belangrijk deel van de zogenaamde autochtone bevolking ook wel een inburgeringscursus zou kunnen gebruiken. Er zijn problemen in de wereld, en het zou mooi zijn als we ons beperken tot het oplossen van wereldse problemen. Dat alles laat onverlet, dat het boeiend blijft te onderzoeken hoe religie van invloed is geweest tot aan vandaag op de politiek, en hoe de politieke geschiedenis de religie heeft veranderd. Maar dat is een ander verhaal.

Literatuur

  • Marcel Gauchet, Le désenchantement du monde. Une histoire politique de la religion, Gallimard, Parijs 1985.
  • Marcel Gauchet, La religion dans la démocratie. Parcours de la laïcité, Gallimard, Paris 1998.
  • Michael Walzer, ‘Liberalism and the Art of Separation’, in Political Theory. An International Journal of Political Philosophy, 12(1984)3, blzn.315-330.
  • Michael Walzer, ‘Drawing the Line: Religion and Politics’, in Soziale Welt, 49(1998), blzn.295-308.