Over Troebetskoj en zijn kritiek op een Europese wereldbeschaving

De Europese levenswijze die zich sedert de zestiende eeuw over de wereld heeft verbreid is niet door de gehele mensheid omarmd, aanvaard en verinnerlijkt. Dat hoeft geen verbazing te wekken, wanneer we vaststellen dat deze levenswijze niet voor iedereen heilzaam geweest, vooral niet omdat ze zich in de vorm van kolonialisme en imperialisme aan mensen opdrong, zo niet mensen met geweld overmeesterde. Europa heeft als beschaving twee gezichten: de ontwikkeling van een politiek van mensenrechten, maar ook een politiek die gepaard ging (en gaat) met ernstige schendingen van mensenrechten. De opkomst van een antiwesters en anti-Europees verzet is dus niet verwonderlijk. Niettemin lijkt mij dit onvoldoende grond voor de stelling dat de Europese levenswijze onverenigbaar is met de mensheid als geheel, die de universele aanspraken van Europa weerspreekt. De Europese levenswijze zou als maatgevende orde van de wereld (of de mensheid) kunnen gelden. Deze aanspraak stuit niettemin nog steeds op een diepgaand verzet, niet alleen buiten Europa maar ook op Europese bodem zelf.[1] Het is zelfs mogelijk dat alleen een wereldwijd invloedrijke bovenlaag die in economie, politiek, wetenschap, techniek en media aan de touwtjes trekt de drager is van de Europese levenswijze, en dat het gros van de mensen zich deze levenswijze niet heeft eigen gemaakt, ook al kunnen ze met ontzag en bewondering de verworvenheden van de Europese beschaving erkennen.
Beslissend is het onderscheid tussen Europese en niet-  of anti-Europese culturen, waarbij de verschillen tussen de laatste culturen wegvallen vergeleken bij dit ene onderscheid. Er bestaat een onderling verdeelde niet-Europese mensheid die mogelijk een front kan vormen tegen de Europese overheersing van het wereldtoneel. Groys verwijst daarbij in het bijzonder naar een tekst die in 1920 verscheen, van de hand van de Russische taalwetenschapper Nikolaj Sergevitsj Troebetskoj (1890-1938), en de volgende titel draagt: ‘Europa und die Menschheit’.[2] Wat nu maakt dit onderscheid tussen Europa en de rest van de mensheid tot een onoverbrugbare kloof die de idee dat de mensheid zou kunnen worden verenigd in een door de Europese cultuur bepaalde maatgevende orde als drogbeeld ontmaskert? Troebetskoj wijst erop dat Europeanen het bestaan van een dergelijke kloof niet kunnen begrijpen, omdat dit in strijd is met “gewissen unerschütterlichen psychologischen Grundlagen […] auf denen das europäische Denken beruht”, die uiteindelijk toch niet zo onwankelbaar bleken. [31] De schok van de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie leidt tot twijfels over ‘de westerse beschaving’ en de vanzelfsprekendheid van de gerichtheid op de Europese cultuur in Rusland.
Europeanen maken graag een onderscheid tussen nationalisme (chauvinistisch patriotisme) en kosmopolitisme, maar uiteindelijk komen beide gezichtspunten op hetzelfde neer (al is er een gradueel onderscheid): de maatgevende orde van een verenigde mensheid komt bij nader inzien uit Europa. Troebetskoj spreekt in het bijzonder over Germaanse en Romaanse beschaving of cultuur, maar acht het onderscheid tussen beide niet van belang. De vermenging van culturele wereldheerschappij met een bijzondere cultuur betekent dat feitelijk een groot deel van de mensheid zich niet kan vereenzelvigen met deze hegemonie. [36] Nationalisten en kosmopolieten hebben gemeen dat ze onenigheid en verscheidenheid verafschuwen en vijandig reageren op afwijkingen: ze leven vanuit een onwrikbaar geloof in de eigen hogere waarde. Het spreken over ‘mensheid’ en ‘menselijke beschaving’ door Europeanen dient daarom met argwaan te worden bekeken. De Europese cultuur, die meerdere bevolkingsgroepen omvat, is in belangrijke mate gevormd door het Romeinse Rijk, dat zijn stempel heeft gedrukt op alle culturen die in dit werelddeel bestonden, en heeft zo gezorgd voor een gemeenschappelijke geschiedenis.[3] Het Europese kosmopolitisme is daarmee gelijk aan het “gesamtromano­germanischen Chauvinismus”. [38] Hier vinden we dan ook de genoemde psychologische grondslag (die we overigens bij alle mensen en volken terugvinden): een (vals) bewustzijn het middelpunt van de wereld te zijn en aan de top te staan van een rangorde.[4] Een dergelijke houding (aanspraak maken beter te zijn dan anderen) stoot doorgaans op afschuw en verzet, maar wanneer het om betrekkingen tussen volken gaat speelt macht ook een rol, en kan het tot een gewapende strijd komen. Bovendien is in het grotere verband van een volk de overtuiging beter te zijn dan anderen meer vanzelfsprekend – want gedeeld met velen en minder in het geding gebracht. Er zijn vele graden van chauvinisme aangezien er meerdere onderscheidingen tussen mensen en groepen zijn (en dus meer kanten waar men kan staan en die men dan voor meerderwaardig houdt).
Troebetskoj acht deze chauvinistische en egocentrische houding “unlogisch”, “kulturfeindlich” en “unsozial”: ze staat de omgang tussen mensen in de weg. Het Europese meerderwaardigheidscomplex kan echter in stand blijven omdat dit werelddeel in militair opzicht overheerst en elke weerstand de kop in kan drukken. Dit begrip van meerderwaardigheid druist in tegen ‘de rede’ en ‘de logica’, en heeft geen wetenschappelijke grondslag, en staat haaks op ‘het vrije verkeer’ tussen mensen. [40f] Troebetskoj spreekt in dit opzicht overigens zelf in naam van een ‘universele’ maatgevende orde, en verzet zich formeel tegen elke vreemde overheersing of machtsaanspraak. Dat geldt ook in het bijzondere geval dat het chauvinisme van één groep (Europa bijvoorbeeld) door een bovenlaag van een andere groep wordt overgenomen, zodat deze zich in naam van een ‘hogere cultuur’ boven de rest van de eigen groep verheft.[5] In alle gevallen geldt de formele regel dat mensen zich gebonden achtten aan de eigen cultuur, zodat vertegenwoordigers van andere culturen, ook al komen zij ‘uit eigen schoot’, als vreemdelingen gelden, en wanneer ‘van het eigen volk’ zelfs als verraders.[6] De bereidheid de eigen (nationale) cultuur te verdedigen, desnoods door zichzelf op te offeren, is mensen eigen – wat iets anders is dan de eigen cultuur voor meerderwaardig houden, want dat laatste houdt een aanspraak op heerschappij over anderen in. Toch zien we dat de Europese cultuur in de gedaante van een kosmopolitische overtuiging invloed heeft gekregen in andere delen van de wereld. Vele mensen verloochenen hun eigen (nationale) cultuur omdat zij zijn gehypnotiseerd door woorden, en het Europese mensbeeld (bijvoorbeeld gericht op Bildung) hebben overgenomen. Troebetskoj noemt als voorbeelden van wat indruk heeft gemaakt als bewijs van de hoogwaardigheid van de Europese cultuur vooral materiële zaken: oorlogsuitrusting, mechanische verkeersmiddelen, kortom alles wat we als technische vooruitgang aanduiden.[7] Maar is dit wel terecht? En zo neen, wat kan men tegen de Europese machtsaanspraak in de wereld doen? [43f]
De overtuiging van de Europese meerderwaardigheid berust op een wetenschappelijk begrip van de ontwikkeling van de mensheid waarvan de vooronderstellingen uit de Europese cultuur zelf stammen en verbonden zijn met een eigen idee van vooruitgang, en dus van ontwikkelingsgraden. We moeten dan begin-  en eindpunt van deze ontwikkeling kennen en wel met betrekking tot de hele geschiedenis van de mensheid, en we moeten dit doen met maatstaven die onafhankelijk zijn van de betrokken culturen, dat wil zeggen ‘objectief. Een waardering van culturen in onderlinge rangorde is logisch onmogelijk omdat er meerdere mogelijkheden zijn – en wie hierin toch meent geslaagd te zijn kan dit slechts doen op grond van een “openbaring” van wat maatgevend is (waarachter slechts een egocentrische psychologie schuilgaat die de eigen cultuur voor de hoogste houdt). [47f] Wat zijn nu de bewijzen voor de rangorde van culturen waarin Europa bovenaan staat en ‘de wilden’ onderaan? Het eerste en belangrijkste ‘bewijs’ is de overmacht van Europa in botsingen: de overwinnaar bepaalt wat maatgevend is.[8] Het tweede ‘bewijs’ is het onbegrip van ‘primitieve’ volken voor de (Europese) beschaving, maar het blijkt dat het omgekeerde ook geldt. Het wederzijdse onbegrip is begrijpelijk wanneer we kijken naar de psychologische ontwikkeling van mensen: ieder mens begint met aangeboren eigenschappen, maar ontwikkelt vervolgens eigenschappen die met de culturele omgeving samenhangen, die vervolgens het begrip van andere mensen bepalen.[9] [51] Het algemene probleem in de betrekkingen tussen mensen uit verschillende culturen is dat zij onderscheiden eigenschappen hebben aangeleerd en zich de bijbehorende maatstaven (dat waaraan zij geacht worden te voldoen in een cultuur) hebben eigen gemaakt, die bepalen hoe vertrouwd of vreemd andere mensen worden waargenomen.[10]
Vergelijken we verschillende culturen dan komen we daarin verschillende graden van complexiteit en verfijning tegen, waarbij het geenszins duidelijk is dat de Europese cultuur hierin hoogstaander is. We zien in Europa bijvoorbeeld vaker dat de cultuur alleen bij een bovenlaag aanwezig is, of afwijkingen gedoogd worden, terwijl in doorgaans kleine gemeenschappen de cultuur stevig verankerd is en dus alle leden zich de gehele complexiteit ervan moeten eigen maken. De slotsom is dat van een ontwikkeling en rangorde van culturen geen sprake kan zijn, maar dat we alleen met verschillen tussen culturen te maken hebben die we op een horizontaal vlak moeten stellen.[11] Er is geen objectieve, buiten elke cultuur staande, maatstaf om beschavingen te vergelijken en waarderen. De aanspraak een maatgevende orde van de wereld te kunnen bieden is slechts de uitdrukking van een Europees en Amerikaans imperialisme of kolonialisme.
De vraag of een bepaald volk een vreemde cultuur kan overnemen en zich eigen maken, een vraag naar bijvoorbeeld de mogelijkheidsvoorwaarden van een Europese wereldcultuur, kan alleen beantwoord worden wanneer we een theorie hebben over verandering van cultuur, de uitvinding (Gabriel Tarde) van een nieuwigheid die een culturele waarde wordt omdat ze aansluit bij wat (genoeg) mensen nuttig of betekenisvol vinden. De invention wordt dan gevolgd door de imitation. Daarbij is het mogelijk dat deze nieuwigheid botst met een andere culturele waarde en een strijd om erkenning ontbrandt: duel logique. Verandering van cultuur zal plaatsvinden als deze strijd door de nieuwigheid wordt gewonnen, en deze zich verder verbreidt. [65] Cultuurwaarden kunnen elkaar in deze ontwikkeling verdringen of juist samengaan en zich verbinden. Dergelijke veranderingen vinden volgens Tarde allereerst in de ervaringswereld van mensen plaats en verspreiden zich vervolgens al of niet onder meer mensen. Cultuur wordt van generatie op generatie doorgegeven, wat veranderingen niet uitsluit maar wel aan voorwaarden bindt.[12] Deze voorwaarden maken het onmogelijk om de ene door de andere cultuur (volledig) te vervangen, aangezien de overname bemiddeld is door de traditionele cultuur. Hoogstens kunnen zich geleidelijk aan mengvormen ontwikkelen, waarbij oud en nieuw, oorspronkelijk en vreemd, naast elkaar blijven bestaan. Een andere mogelijkheid is dat mensen uit verschillende culturen met elkaar mengen, zodat ook overerving een rol gaat spelen.
De vraag of het wenselijk is de Europese cultuur over te nemen is alleen te beantwoorden vanuit het gezichtspunt van de culturele voorwaarden van de groep die hiernaar streeft (of deze ontwikkeling krijgt opgedrongen). In het geval van de Europese cultuur speelt dan ook nog mee dat de dragers van deze cultuur zichzelf meerderwaardig achten. [73] Eén van de gevolgen daarvan is dat de Europese cultuur minder ‘waarden’ bevat dan een door de Europese cultuur overgenomen andere cultuur (die immers deels de oude ‘waarden’ behoudt).[13] Het belangrijkste gevolg van het binnendringen van de Europese cultuur is echter de ontwrichting van de nationale eenheid van een volk, dat immers over de generaties cultureel verdeeld raakt. Bovendien dringt de Europese cultuur eerste de bovenlaag binnen, om vervolgens in stappen naar het lagere volk te gaan. Deze verschillen maken de nationale cultuur in deze overgang naar de Europese cultuur onbestendig, wat tot burgeroorlog of klassenstrijd kan leiden, en in ieder geval het volk verzwakt ten opzichte van Europese volken met een meer homogene cultuur.[14] Het volk staat zwakker in de strijd om het bestaan.[15] Het zal binnen de kortste keren uitgebuit en zowel economisch als politiek afhankelijk worden. Het overnemen van een vreemde, in dit geval de Europese, cultuur is dus sterk af te raden. Als bijzondere nadelen van de Europese cultuur noemt Troebetskoj ook militarisme en kapitalisme, maar voegt daaraan toe dat men hierover van mening kan verschillen.
Uit dit alles volgt dat de volken zich “mit allen Kräften” tegen het binnendringen en overheersen van de Europese cultuur moeten verzetten. Maar is dit mogelijk? Is de opmars van de Europese cultuur in de wereld wel te stoppen en niet veeleer een onontkoombare wet? Europa verovert de wereld met waren en wapens. Weerstand is hier slechts mogelijk door eigen machtsmiddelen te ontwikkelen, en dus in maatschappelijk, economisch en technisch opzicht Europees te worden. Het idee is daarom opgekomen om tegenmacht te ontwikkelen door militarisme en kapitalisme te overwinnen in een socialistische maatschappij, maar dit ligt slechts in het verlengde van het Europese kosmopolitisme, en vereist evenzeer een gewelddadig imperialistisch programma.[16] Ook het socialisme behoeft “Kriegstechnik und fabriksmäßige Produktion”. Kapitalisme of socialisme is om het even, beide zijn gestalten van het roofzuchtige Europa dat de wereld aan de eigen voorstelling wil onderwerpen.
De enige uitweg lijkt te zijn dat de werkelijke mensheid, dat wil zeggen alle behalve de Europese volken, in opstand komen, en duidelijk maken dat zij het Europese begrip van mensheid (een cultureel bepaald mensbeeld) niet maatgevend achten. Maar dit is onmogelijk. Er is echter nog een andere benadering denkbaar. Wanneer de opmars van de Europese cultuur niet te stuiten is, dan kan dit nog op een andere, niet-egocentrische manier gebeuren, waarbij culturele waarden worden overgenomen zonder de meerderwaardigheid ervan over te nemen. Dan kunnen de eigen en de Europese culturele waarden als gelijkwaardig gelden en tegen elkaar worden afgewogen.[17] [85f] Dit blijkt echter moeilijk zoals de geschiedenis laat zien. Rusland in de achttiende eeuw, en sinds kort ook Japan, probeerden aanvankelijk alleen de Europese technische kennis in militaire en maritieme zaken over te nemen, maar raakten ook in de ban van andere aspecten van de Europese cultuur. De bovenlagen van alle volken die de Europese cultuur overnemen zijn blind voor het gevaar dat hun nationale bestaan daardoor voortaan in een ondergeschikte positie terecht komt, en in dit opzicht “ein absolutes Übel” is, dat men met alle kracht moet bestrijden. [88] De niet-Europese volken moeten zich bevrijden uit de geestelijke slavernij van het Europese kosmopolitisme: een maatgevende idee van een mensheid naar Europees evenbeeld. Het helpt daarom niet dat afzonderlijke volken zich tegen de Europese overheersing keren, maar dat de werkelijke mensheid zich tegen Europa keert, alle volkeren van de wereld tegen de Germaanse en Romaanse hegemonie.

Noten

[1] Dit verzet lijkt in het bijzonder intellectueel gestalte te zijn gegeven in Rusland, waarin een denker als Solovjev een grote rol speelt en bijvoorbeeld Kojève belangrijke gevolgtrekkingen aan dit denken heeft verbonden, waarin de vraag welke denk- en levenswijze de mensheid zou kunnen verenigen leidend is: Boris Groys, ‘Imperium als Projekt. Politische Theologie von Wladimir Solowjow bis Alexandre Kojève’, in Lettre International 143, herfst 2023, blzn.43-47.

[2] Een Duitstalige uitgave (Drei Masken Verlag, München 1922)  is opgenomen in Heinz Miklas (red.), Russland, Europa, Eurasien, Verlag der Österreichischen Akademie der Wissenschaften, Wenen 2005, blzn.31-91. Troebetskoj week in 1920 uit naar Bulgarije (Sofia) en werkte vanaf 1922 tot aan zijn dood in Wenen.

[3] Kojève spreekt over ‘het Latijnse rijk’ in een vlak na de Tweede Wereldoorlog geschreven tekst. Het gaat om een cultuur die tevens in het oude Griekenland haar wortels heeft, en mede door het christendom is gekleurd – hetgeen bij Troebetskoj hier ongenoemd blijft. Er is in de politieke filosofie een sterke spanning tussen het ‘Romeinse’ denken (voorbeeld: Machiavelli) en het ‘christelijke’ denken (voorbeeld: Locke). De oorspronkelijke betekenis van kosmos of orbis terrarum verwijst ook niet naar de aardbol als geheel, maar naar de eigen bewoonde en door netwerken of verbanden verenigde maatschappelijke verwevenheid. Wereld is altijd allereerst ervarings- en leefwereld.

[4] Dit blijft een louter formeel punt dat voor alle mensen of groepen geldt, maar nog weinig zegt over de inhoud van de culturele verschillen. Troebetskoj wijst in feite op een intensivering (of verticalisering) van ervaren onderscheiden: verschillen worden tot kenmerken van een rangorde in waarden. Leo Strauss is een voorbeeld van een denker die een liberale houding inzake culturen verwerpt (als relativistisch en nihilistisch), en vasthoudt aan de meerderwaardigheid van de Europese cultuur. Het zou kunnen dat Troebetskoj de vraag naar een rangorde van culturen uit de weg gaat door het vraagstuk louter formeel te benaderen: als psychologisch, niet als moreel probleem! Dit formalistische denken zelf (dat Troebetskoj doorvoert in zijn taalwetenschap) lijkt zelf door en door Europees te zijn, en wel in de fase van het post-burgerlijke ‘analytisch-combinatorische’ denken (Kondylis).

[5] Dat was het geval met de Russische elite die zich zo van het volk onderscheidt. Men ziet hier één van de kenmerken van het populisme: spreken namens de eigenlijke cultuur van een volk tegen een daarvan vervreemde elite.

[6] Het uitgangspunt van Troebetskoj is de verscheidenheid van culturen, zijn kritiek geldt alleen de intensivering en verticalisering van de verschillen. Het punt lijkt dus niet het bestaan van een wezenlijk onderscheid tussen Europese en niet-Europese cultuur te zijn, maar het verschil in houding in een multiculturele wereld.

[7] Het argument is niet helemaal duidelijk, maar Troebetskoj lijkt te suggereren dat tussen technisch vernuft en cultuur geen noodzakelijk verband bestaat, en dat het dus een misverstand is met het technisch vernuft van Europa ook de Europese cultuur over te nemen. Dit argument vinden we ook terug in de iets later verschenen voordracht van Carl Schmitt: ‘Das Zeitalter der Neutralisierungen und Entpolitisierungen’ (1929), in Carl Schmitt, Der Begriff des Politischen, Duncker & Humblot, Berlin 1987; ook in Der Begriff des Politischen. Synoptische Darstellung der Texte [Im Auftrag der Carl-Schmitt-Gesellschaft herausgegeben von Marco Walter], Duncker & Humblot, Berlin 2018.

[8] Troebetskoj , ‘Europa und die Menschheit’, blz.49: “Das gallische ‚vae victis!‘ und der germanischen Vandalismus, durch die Traditionen der römische Soldateska systematisiert und vertieft, treten hier in ihren ganzen Pracht hervor, wenn sie sich auch unter dem Deckmantel der objektiven Wissenschaftlichkeit verbergen.” De hoogwaardigheid van cultuur spreekt uit machtsontplooiing en werkzaamheid, de kracht om mensen in beweging te brengen, een overweging die ook Hegels vooruitgangsgeloof schraagt. Europese wetenschappers stellen echter tegelijk vast dat hoogwaardige culturen soms ten onder gaan. Bovendien gaat het dan om een cirkelredenering. (Hier is overigens het onderscheid tussen cultuur en beschaving van betekenis, waarbij de eerste naar machtsvorming of groei verwijst, de tweede naar verfijnde omgangsvormen.) Troebetskoj gaat wel erg snel voorbij aan het vraagstuk: is er een verband tussen een denk- en levenswijze (cultuur) en de mate waarin een groep zich weet te handhaven? Een cultuur heeft immers als functie om mensen met elkaar en met de omgeving te laten samenleven (en de problemen die zich daarin voordoen op te lossen), en daarbij horen ook de betrekkingen tussen culturen. In de zelfbeschrijving van een cultuur kan dit een rol spelen als nadenken over de eigen overlevingskansen – wat ook kan ontbreken zodat een cultuur niet in staat is kansen en gevaren goed in te schatten. Hier kan men toch gradueel onderscheiden tussen culturen die daartoe beter en slechter uitgerust zijn.

[9] Troebetskoj gaat ervan uit dat de worteling van mensen in de eigen cultuur (hun ‘natuur’) zo sterk is dat ze zich niet of nooit een andere cultuur eigen kunnen maken, en dus altijd tekortschieten wanneer ze dit proberen. Ook hier gaat het slechts om een formeel argument. Ontwikkeling is ook hier ‘relatief’ aan de eigen culturele maatstaven.

[10] De verzwakking van een cultuur leidt dan tot de-intensivering van onderscheidingen, die betrekkelijk of vaag worden, waardoor ook de verschillen tussen mensen minder van belang worden. Wat dan echter gaat opvallen is het onderscheid tussen mensen uit een krachtige en een zwakke cultuur, met een sterke of een zwakke identiteit.

[11] Troebetskoj , ‘Europa und die Menschheit’, blz.63: “Anstatt der Stufenleiter erhalten wir eine horizontale Ebene, statt eines abstufenden Prinzips für Völker und Kulturen nach Vollkommenheitsgraden ergibt sich das neue Prinzip der Gleichwertigkeit und qualitativen Inkommensurabilität aller Kulturen und Völker des Erdballs.”

[12] Dit kan van belang zijn voor het onderscheid tussen de moderne Europese cultuur en andere culturen: een andere omgang met nieuwigheden, meer of minder grote weerstand tegen verandering, meer of minder sterke overlevering. Troebetskoj gaat uit van een “kontinuierliche und organische Entwicklung der Kultur”. Ook blz.80: “Nun gehört aber eine ununterbrochene Tradition zu den unerläßlichen Bedingungen einer normalen Evolution.”

[13] Hier blijkt niet alleen dat het formalisme van Troebetskoj enigszins absurde vormen begin aan te nemen, maar ook dat hij de moderne Europese cultuur die juist een verscheidenheid aan ‘waarden’ toestaat niet begrijpt. Zijn begrip van cultuur is, ondanks zijn ‘analytisch-combinatorische’ en ‘genetische’ denken gekleurd door een substantialistische denkwijze. Wellicht juist omdat Troebetskoj weinig kennis heeft van de Europese cultuur, ziet hij hier slechts het meerderwaardigheidscomplex, oftewel de imperialistische neigingen, niet het formele karakter ervan dat juist bevordert dat ze zich over andere culturen verspreidt. De Europese cultuur is eerder maatschappij dan cultuur, of cultuur in de zin van Dirk Baecker (Beobachter unter sich. Eine Kulturtheorie, Suhrkamp, Berlijn 2013), een maatschappij die cultuur subjectiveert. Een denk- en levenswijze die als gewoonte door overlevering wordt doorgegeven is van een andere aard dan een denk- en levenswijze die zich richt naar de gebruikshandleidingen van sociale ordeningen en praktijken. Voor dit laatste zijn geen gezaghebbende bemiddelaars (zoals ouders, priesters, wijzen enzovoort) nodig, hoogstens mensen die instructies geven. Gezag en vertrouwen hoort bij cultuur, de maatschappij vraagt om passend oftewel doelmatig gedrag.

[14] De vooruitgang in Europees opzicht brengt voor het volk dat de Europese cultuur overneemt een voortdurend gevoel van minderwaardigheid mee: men loopt altijd achter. Omgekeerd kan het verzet hiertegen slechts gedacht worden als een omkering van de tijdsordening: de klok moet teruggezet worden naar de oude cultuur om het verval daarvan ongedaan te maken, te meer daar een volledige overname van een vreemde cultuur niet mogelijk is of vele generaties in beslag neemt zonder voltooid te raken. Dat laatste heeft te maken met genetische eigenschappen die onafhankelijk van culturele omgeving overgaan, en ook met de omstandigheden die gelijk blijven, maar waarin een vreemde cultuur wellicht niet goed past, terwijl de oorspronkelijke cultuur juist in die omgeving is ontstaan.

[15] Troebetskoj , ‘Europa und die Menschheit’, blz.78: “Dieser Mangel am Glauben an sich selbst erscheint natürlich wiederum als ein großes Minus im Daseinskampf. Naturen ohne Selbstvertrauen, ohne eigen Wertschätzung, die gewohnt sind, sich selbst herabzusetzen, legen in ihrem Benehmen Unentschlossenheit und unzureichende Standhaftigkeit an den Tag, lassen sich von anderen ‚auf die Füßen treten‘ und geraten schließlich ganz in die Gewalt entschlossenerer und selbstbewußterer Persönlichkeiten, die oft weit unbegabter sein mögen.”

[16] Troebetskoj , ‘Europa und die Menschheit’, blz.83: “Ohne allgemeine Europäisierung, ohne Nivellierung aller Nationalitäten der Erde und ihrer aller Unterordnung unter eine gleichförmige Kultur und gemeinsame Lebensform ist der Sozialismus unmöglich.”

[17] Dit voorstel is nu juist kenmerkend voor de (post)moderne Europese cultuur, waarin het analytisch-combinatorische denken doorbreekt: Troebetskoj lijkt eerder aan te sluiten bij de Europese voorhoede, terwijl hij tegelijk aan een traditioneel begrip van cultuur vasthoudt. Dit wordt bevestigd door een ‘levensbericht’ (in memoriam) dat vlak na zijn dood verscheen, waarin te lezen is dat Troebetskoj enerzijds als volgeling van De Saussure en Jakobson een pre-structuralistische taaltheorie ontwikkelt (vooral op het vlak van de gesproken taal, waar klanken door onderlinge opposities een structuur vormen), en dus wetenschappelijk vooruitstrevend is, en anderzijds een ‘gelovige’ Rus blijft die vasthoudt aan een ‘Euraziatische’ cultuur, en tevens hoopt op de vereniging van de mensheid door een goddelijke voorzienigheid. Interessant is ook dat Troebetskoj pleit voor een geneutraliseerd (gede-intensiveerd) begrip van klank- of woordopposities, een denkwijze die ook in deze tekst blijkt in zijn relativistische benadering van de cultuurelementen. Zie N. van Wijk, ‘Levensbericht N.S. Trubetzkoy’, in Jaarboek, 1938-1939, Amsterdam, blzn.221-227 (uitgave KNAW).