Europa tussen aardse en hemelse waarden

Op het eerste gezicht lijkt het wat vergezocht om Europa in verband te brengen te brengen met het heilige, of Europa als een heiligdom of een heilige ruimte te zien. Bekijken we de politieke vorm die Europa heeft gekregen, de Europese Unie, dan zien we dat de Europese leiders zich weinig aan geestelijk leven of spiritualiteit gelegen laten liggen. Ze richten zich vrijwel uitsluitend op vragen van economische en ecologisch verantwoorde groei, de stabiliteit van de euro, technologische vernieuwing, migratie, veiligheid en de plaats van Europa tussen de wereldmachten – op louter wereldlijke zaken dus. Europa vandaag ziet zich als deel van een profane geschiedenis, maar lijkt geen binding meer te hebben met een sacrale geschiedenis, een geschiedenis die verankerd ligt in geestelijk heil. Europa lijkt eenduidig gekozen te hebben voor het aardse leven. De geest als pneuma, als u mij deze gnostische verwijzing vergeeft, verlicht door een goddelijke vonk, is uit Europa geweken. De geest als psyche, een louter belanghebbend bewustzijn van de wereld, overheerst het geestelijk klimaat. De Europese geest lijkt nauwelijks met iets anders bezig te zijn dan met Europa als wereldlijke macht en als macht in deze wereld. Wat is hier nog heilig?
Er is de goddelijke wijsheid en er is de wijsheid van de wereld, zo schreef Paulus in zijn eerste brief aan de Korintiërs (1:20-21). Een vergelijkbaar motief vinden we in Kolossenzen 2:6-10: de overtuiging dat God in Christus is belichaamd moet zich weren tegen bedrieglijke theorieën die de machten van de kosmos verheerlijken. Paulus schetst twee gezichtspunten, twee wijzen om in het leven te staan, die elkaars tegengestelden zijn: wat in de ogen van de één waardevol is, is voor de ander verderfelijk en omgekeerd. Wat voor de één wijsheid is, is voor de ander dwaasheid, en omgekeerd. Deze tegenstelling zal later door de kerkvader Augustinus in een leer van de twee rijken worden uitgewerkt: een menselijk en aards rijk dat door wetten wordt bestuurd maar nooit diep doordringt in de menselijke ziel, en een goddelijk rijk dat door de liefde voor God en de medemens wordt bepaald. Niettemin liet Augustinus ruimte voor een zekere vermenging van beide, al ging hij niet zo ver als zijn tijdgenoot Eusebius van Caesarea die het Romeinse Rijk, de voorloper van het huidige Europa, zijnde de wereldlijke beschermheer van het christendom, een rol gaf in het goddelijk heilsplan. Het Heilige Roomse Rijk is daarmee geboren als een politieke orde die (mede) gewijd is aan het geestelijk heil en in beginsel de gehele aardse werkelijkheid zou kunnen omvatten, indien en voor zover de verspreiding van het christelijke imperium over de hele wereld slaagt.
Paulus is één van de denkers die een perspectief ontwikkelt in een crisis die door Eric Voegelin in zijn monumentale geschiedenis van het menselijk denken met de term Ecumenic Age is gekarakteriseerd. Het besef ontluikt dat er een mensheid bestaat, een bewoonde wereld, de oikoumene, en niet alleen maar stammen en volken, ieder voor zich levend op hun eigen plek in de wereld met hun eigen goden en cultus. Het besef is tegelijk hoopvol en van diepe angsten doortrokken. Het leven van veel mensen is ellendig en vol van rampen en dreigingen. Er is een verlangen naar een andere wereld, en dus een wantrouwen tegen ‘deze wereld’, de kosmos. Terwijl Griekse en Romeinse filosofen nog meenden dat de kosmopolis een nabootsing van de natuurwetten in de politieke gemeenschap zou kunnen zijn die uitstijgt boven de bestaande politieke ordes, ontstaat bij Paulus en andere christelijke denkers een historisch perspectief. De kruisdood, de hemelvaart en de verwachte en beloofde wederkomst van Christus plaatst de mensheid in een apocalyptisch kader. Niet langer bestaat in de wereld orde en wanorde naast elkaar, de zegeningen van de staat naast de ontberingen en slachtoffers van het politieke leven. Er ontstaat een tijdsordening waarin dit tranendal zal worden afgelost door een nieuwe aarde en een nieuwe hemel. Bepalend voor het christelijke Europa is geweest dat er niet alleen een wereldlijk bestaan is, maar de mensheid voorbij zijn aardse werkelijkheid wijst: “Universal mankind is an eschatological index.” Het onderscheid van Paulus is hiervan een eerste uitdrukking. De wijsheid van de wereld beantwoordt aan een menselijke geest die in beslag wordt genomen door het dagelijkse leven, de belangen rond het verwerven van een inkomen, of zelfs rijkdom, de zorg voor het eigen leven en dat van anderen, en genietingen van allerlei aard. De goddelijke wijsheid moet gedenken dat wij in afhankelijkheid leven, en dat er iemand voor ons heil is gestorven.
Het spirituele of geestrijke burgerschap kan echter verschillende vormen aannemen, die onder meer Voegelin in zijn werk heeft beschreven. Wie de geest in dienst stelt van eigen heil en van het heil in een andere wereld, zal zich weinig bekommeren om dat tijdelijke aardse leven, dat slechts voorbereiding is op het burgerschap in Gods Rijk. De bron van dit geestelijke gezichtspunt is en blijft echter de diepe teleurstelling over het aardse leven die het verlangen naar een nieuwe aarde en een nieuwe hemel aanwakkert. Dit onvermogen met de wereld in het reine te komen kan zich ook agressief tegen de wereld keren. De uitbarstingen van (volks)woede kunnen bezield zijn door de belofte tot de uitverkorenen te behoren – het pneuma of de goddelijke vonk te bezitten. Dan is men verheven boven de mensen die nog gevangen zitten in hun lichaam en hun wereld, in hun psyche. De ‘betere’ mensen menen dan het recht te hebben de ‘lagere’ mensen een lesje te leren. De apocalyptische geest biedt dus twee mogelijkheden: zich afwenden van de wereld in eigen zielenheil, in afwachten van het goddelijk rijk, of zich gewelddadig keren tegen deze wereld teneinde het goddelijk rijk hier op aarde te vestigen.
Het zal een grote geestelijke inspanning vergen deze alternatieven te vermijden. Voegelin probeert ons duidelijk te maken dat het geestelijk leven gericht moet zijn op het uithouden van deze spanning en recht te doen aan de verschillende kanten van de werkelijkheid. Niet het een óf het ander, maar beide tegelijk. Pas door deze inspanning is het mogelijk pneuma en psyche te verenigen, een schikking te vinden, en de apocalyptische energie te steken in de behoedzame verbetering van de wereld zonder naar volmaaktheid te streven. De geestrijke burger mag zich niet in zichzelf terugtrekken of zich vanuit de eigen ideeën op de wereld storten, maar moet ook een citoyen worden, een deelnemer aan het politieke leven, of zoals Voegelin dat noemt: een partner in het zijn.
Tegen deze achtergrond, om terug te keren naar de aanhef van dit opstel, is Europa natuurlijk meer dan een politiek gegeven, en ook niet alleen een werelddeel met bijzondere eigenschappen. De Europese geest is door het Romeinse Rijk als imperiaal voorbeeld en vervolgens door het christendom als levens- en wereldbeschouwing gevormd. Als mengvorm van wereldlijke en geestelijke macht, staat en kerk, regnum en sacerdotium, is Europa ook altijd een splijtzwam gebleken waarin de beide polen, secularisering en spiritualiteit, de andere kant verre van zich hielden, zich verzetten tegen vermenging, en liever de ene tegen de andere zijde uitspeelden. Maar als er een Europese geest bestaat, dan moet het ook zo zijn dat deze politieke vormen aanneemt, en omgekeerd de politieke vereniging van Europa op heilige zaken moet teruggaan.
Geldt de goddelijke wijsheid waar Paulus over spreekt in onderscheid met de wijsheid van de wereld wel voor politieke verbanden? Het christendom is hierover dubbelzinnig: afwijzing van een politieke theologie, maar tegelijk een theologisch gezichtspunt op politiek. De ‘dwaasheid van het kruis’, oftewel het geloof dat Christus zich voor het heil van de mensen heeft geofferd, is ook voor de politiek mogelijk een krachtig symbool. Wat te denken van de herinnering aan en de diepe eerbied voor degenen die zich offerden voor het vaderland of voor onze vrijheid? De politieke orde is zo gezien een toestand tussen de goddelijke en wereldlijke wijsheid. Men moet leven binnen het krachtenveld van deze wereld, maar tegelijk uitzien naar het eschaton van dit leven op aarde: de opstanding van de mensheid. Eschatologie is aanwezig wanneer mensen menen deel te zijn van een grotere geschiedenis gericht op een ideaal, waarin hun lichamelijk-geestelijke bestaan in deze wereld opgaat – met de mogelijkheid van een offer.
Niet alleen christenen verzetten zich tegen de overdracht van de offerdood van Jezus van Nazareth naar het offer dat mensen brengen voor een aards heil. Het unieke karakter van de kruisdood van de Zoon van God mag niet teloorgaan, ook al bestaat er een sterke traditie van de navolging van Christus. We zien, zeker sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog, een neiging een werelds Europa te vestigen naar Frans model: een lekenstaat die de godsdienst en het geestelijk leven voor zover dit niet gericht is op aardse doelen tot persoonlijke zaak verklaren. Dat is een Europa dat haar geestelijke wortels verwaarloost of zelfs ronduit afwijst. Rémi Brague spreekt hier van een ‘neo-marcionistisch’ Europa, naar het evenbeeld van de eerste stichter van een christelijke kerk die een volstrekte breuk met het judaïsme en het ‘Oude Testament’ voorstond. Voor Brague is Europa groot geworden door haar ‘Romeinse weg’: een cultuur die zich laaft aan een andere cultuur, een zogenaamde excentrische cultuur, te weten Jeruzalem en Athene, de joodse en Griekse tradities. Deze beide bronnen waren heilig, in de zin van verheven en onaantastbaar, maar tegelijk op afstand. Die afstand vereist dat de bron voortdurend opnieuw geraadpleegd en uitgelegd wordt, waardoor de eigen identiteit telkens opnieuw doordacht kan worden. Inmiddels weten we dat kerkbezoek en gymnasium, en daarmee ook de voorwaarden van het raadplegen en opnieuw uitleggen van onze culturele bronnen, aan het verdwijnen zijn.
Terwijl Brague de indruk wekt dat de zaak nog niet verloren is, meent Sloterdijk dat we afscheid moeten nemen van het voortzetten van het project van het Romeins christelijke Europa: het Heilige Roomse Rijk, de translatio imperii, de overdracht van het Romeinse Rijk naar steeds volgende generaties in nieuwe vormen. Wanneer Europa ontwaakt uit de naoorlogse droom van de bescherming door de Verenigde Staten van Amerika, wordt ze niet wakker in een christelijke wereld (zoals Novalis meende die dit beeld gebruikte om te duiden op de mogelijkheid van een post-Verlichtingstijdperk), maar in de wereldmarkt en de zich ontwikkelde wereldmaatschappij. Europa moet zich opnieuw uitvinden als beschaving, en afstand zien te nemen van haar voormalige cultuur. Europa was immers ook de plaats van grote barbarij: slavernij en Holocaust. De bevrijding daaruit door andere krachten, heeft Europeanen de indruk gegeven niet zelf verantwoordelijk te zijn, maar te leven in een veilige oase die door hogere machten beschermd werd. Die tijd is voorbij: Europa moet wakker worden en op eigen benen staan. Hier loert het gevaar dat Europa zoals andere wereldmachten wordt: opnieuw een imperium. Sloterdijk ziet echter in het Europa dat ontwaakt een verbondenheid met meer bezonnen geestelijke bronnen, die machtsuitoefening niet tot heerschappij maken, die aan de macht een humaan karakter geven, kortom soft power. In deze vorm van macht schuilen toch geestelijke waarden als waarheid en rechtvaardigheid. Europa heeft dan invloed in de wereld, niet door hard optreden en ten koste van alles de eigen wil doorzetten, maar door een andere aanpak van problemen. Europa moet blijven geloven in de mensheid en haar vermogen het beste uit mensen te halen. We hebben dan nieuwe profeten nodig, een nieuwe mythe, een nieuwe ziel.

Nawoord. Inmiddels zijn we bijna allemaal teruggeworpen op ons huiselijke eiland, teruggetrokken in de eigen levenssfeer – met grotere bewondering voor degenen die zich in de harde werkelijkheid inzetten om het onheil dat ons overkomt tegemoet te treden. Het is geen wonder dat we meteen zien dat de geest tot leven komt en dat velen openlijk tot bezinning oproepen. Er wordt weer openlijk nagedacht over andere manieren van leven. Het lijkt op de crisis waarin Paulus opstond – en zo vele anderen. De korte geschiedenis, die ik u hiervoor vertelde, kan ons duidelijk maken dat het nog niet gedaan is met de spanning tussen pneuma en psyche, tussen de wijsheid van de wereld en de goddelijke wijsheid. En we kijken gespannen toe hoe Europa hier vorm aan geeft.

Literatuur

Rémi Brague, Europa, de Romeinse weg, Klement/Pelckmans, Zoetermeer/Kalmthout 2013 (oorspronkelijk: Europa, la voie Romaine, Gallimard, Paris 1992); Peter Sloterdijk, Europa, mocht het ooit wakker worden. Ideeën voor het program van een wereldmacht van het tijdperk van haat politieke absentie, Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen 1995 (oorspronkelijk: Falls Europa erwacht, Suhrkamp, Frankfurt a/M 1994); Eric Voegelin, The Ecumenic Age. Order and History. Volume Four, Louisiana State University Press, Baton Rouge/London 1974.